Wars van reputaties: wat we missen aan socioloog Bart Tromp (1944-2007)

Bart Tromp

Over essayisten en critici van faam en naam wordt weleens het cliché gebezigd: ‘geen enkele reputatie is heilig voor hem’. Dat is bij nadere beschouwing  inderdaad een cliché en meestal niet eens waar. Veel essayisten en critici sparen hun vrienden en hun veronderstelde meedogenloosheid is dikwijls nogal selectief. Dat geldt niet voor de socioloog en essayist Bart Tromp. Zonder aanziens des persoons schreef hij talloze essays, die hij bijeenbracht in bundels met mooie titels als ‘De samenleving als oplichterij’, ‘Het falen der nieuwlichters’ en ‘Hoe de wereld in elkaar zit’. Dit jaar is het tien jaar geleden dat hij stierf. De afgelopen weken las en herlas ik heel wat van zijn werk. De onderwerpen waarover hij schreef mogen dan bijna allemaal geschiedenis zijn geworden, zijn glasheldere stijl is dat niet en zijn argumentatie overtuigt ook in retrospectief nog altijd. Alleen: wat bezielde hem zo actief te worden in de Partij van de Arbeid?

Glazenwasser

Bart Tromp stierf op 62-jarige leeftijd  in het harnas. Op 20 juni 2007 schreef hij aan een column toen een hartstilstand zijn leven beëindigde. Wrange ironie: die column bevatte een kritiek op een overheidsadvies waarin stond dat de pensioengerechtigde leeftijd verhoogd diende te worden naar 67 jaar, terwijl Tromp zelf de pensioengerechtigde leeftijd niet eens zou bereiken.

Zijn plotselinge dood leidde tot een kleine schokgolf in intellectueel Nederland. Er werd een heuse Bart Tromp Stichting in het leven geroepen met als doel diens ‘waardevolle schrifturen’  uit te geven. De stichting bestond uit klinkende namen als (voorzitter) Job Cohen, Paul Kalma (voormalig directeur van de Wiardi Beckman-stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA), oud-directeur van instituut Clingendael Alfred van Staden en oud-hoogleraar politieke wetenschappen Hans Daalder.

Sinds 2007 verschenen enkele bundels met opstellen van Tromp dankzij de stichting: een boek met enkele ongepubliceerde en merendeels al eerder door Tromp zelf bijeengebrachte artikelen onder de titel Geschriften van een intellectuele glazenwasser (2010) en een boek met opstellen over de sociaaldemocratie, in 2012 verschenen als De loden bal van het socialisme.

Aron

Die titel Geschriften van een intellectuele glazenwasser was goed gekozen. In een lezing over de Franse politieke denker Raymond Aron (foto) toonde Tromp zich kritisch over het begrip ‘originaliteit’. Natuurlijk, er waren originele denkers (niet toevallig noemde Tromp de door hem bewonderde Marx en Weber) maar nog veel meer zogenaamd originele denkers, die er wilde eigen ideeën op nahielden, die vooral een gebrek aan kennis moesten maskeren. ‘In een wereld bevolkt door met elkaar in originaliteit wedijverende nieuwlichters is een bekwame intellectuele glazenwasser daarom een even schaars als belangrijk goed’, merkte Tromp op in zijn Aron-lezing.

Röling

Helder zicht bood Tromp van meet af aan. Hij was een babyboomer, als tweede zoon geboren in een Fries middenstandsgezin. De eerste zoon, Hylke Tromp, zou het brengen tot hoogleraar polemologie. In dat vak was hij de opvolger van de aartsvader van de Nederlandse polemologie, Bernard Röling (foto), die zijn loopbaan begon als de Nederlandse rechter bij het Militaire Tribunaal dat na de Tweede Wereldoorlog Japanse oorlogsmisdadigers berechtte. De prestigieuze opvolging van Röling, die door Bart Tromp met genegenheid zou worden herdacht na diens dood in 1985, kon niet verhullen dat Hylke Tromp niet in de schaduw kon zijn staan van zijn jongere broer.

Samenleving

Bart Tromp schreef niet alleen meer, wat hij schreef was oneindig scherper en heeft ook nu nog veel te zeggen. Dat klinkt op het eerste gezicht merkwaardig, want Tromp was – afgezien van zijn historisch-sociologische proefschrift over de beginselprogramma’s van de sociaal-democratie – een auteur die op de huid van de tijd schreef. Veel van waarover hij schreef is inmiddels geschiedenis geworden: de wendingen in de Chinese politiek na de dood van Mao, de waardering van de Culturele Revolutie aldaar, de modieusheid van het Westerse marxisme en de verhouding van schrijver Willem Frederik Hermans en de politiek – dit laatste naar aanleiding van de weigering van de Amsterdamse gemeenteraad Hermans nog welkom te heten in zijn geboortestad omdat hij in de jaren tachtig de apartheidsstaat Zuid-Afrika had bezocht.

Poetin

En toch is er iets wat blijvend inspireert in zijn vele essays: het gezonde verstand, de weerzin tegen modieuze prietpraat en het nuchtere, altijd op de achtergrond (en vaak ook op de voorgrond) aanwezige besef van het principiële verschil tussen democratie en dictatuur dat zijn hele werk kenmerkte. Dat besef lijkt nu een platitude, hoewel er ook nu nog genoeg mensen zijn die achteloos langs dat verschil tussen democratie en dictatuur heengaan. Wie hoort en ziet hoe iemand als journalist Wierd Duk alle mogelijke moeite doet om het dictatoriale regime van Vladimir Poetin (foto) goed te praten onder het motto dat ‘wij’ de gemiddelde Rus niet zouden begrijpen, terwijl hij achteloos de politieke moorden, censuur en het monddood maken van tegenstanders als oppositieleider Aleksej Navalny negeert – die beseft dat het oeuvre van Tromp nog altijd zeggingskracht heeft.

Doorn

Het was alsof Tromp als student al de polemiek zocht. Zijn doctoraalscriptie sociologie uit 1971 (Enkele aspecten van de culturele revolutie en de perceptie ervan in het Westen) bleef niet in de la, maar vormde voor Tromp aanleiding zich te mengen in het roemruchte China-debat gedurende de jaren zeventig. Die scriptie bevatte nog een keurige kritiek op onder meer de socioloog J.A.A. (Jacques) van Doorn, wiens opvatting dat de wet van de oligarchisering (de macht zou in handen blijven van een bevoorrechte klasse, een idee van de socioloog Robert Michels) ook van toepassing was op de ontwikkelingen in rood China inhoudelijk niet klopte.

Wertheim

Dat was al wel wat: een befaamd hoogleraar bekritiseren en zeker een hoogleraar als Van Doorn voor wie Tromp zijn leven lang hoge achting zou blijven koesteren. Maar het was nog iets anders om in die rode jaren zeventig als jongmaatje scherp stelling te nemen tegen opponenten als de ‘niet Westerse sociologen’ W.F. Wertheim en Loes Schenk-Sandbergen, die met een beroep op hun ‘academische expertise’ de  misstanden in communistisch China goedpraatten en het niet konden hebben dat journalisten als Michel Korzec (die als Pools immigrant wist hoe een communistische dictatuur werkte) en Renate Rubinstein hun opvattingen aan de kaak stelden. Korzec en Rubinstein kregen krachtig bijval van Tromp die de redeneringen van Wertheim c.s vlijmscherp ontleedde voor wat ze waren: romantische dweepzucht met een communistisch ideaal dat tijdens de regeerperiode van Mao Zedong was uitgelopen op een nachtmerrie.

Kwant

Scherp als een mes schreef Tromp in de jaren zeventig ook over een hoogleraar van eens christelijke huize, R.C. Kwant. Deze gewezen katholiek, die in zijn jonge jaren was ingetreden bij de orde van de Augustijnen, had zijn priesterkleed aan de wilgen gehangen, na een plotselinge ingeving dat God een projectie was en in werkelijkheid niet bestaat. Kwant schreef met enig gezag over twintigste-eeuwse filosofen (vooral over Maurice Merleau-Ponty) maar onder de indruk van het modieuze neomarxisme dat in de jaren zeventig de universiteiten teisterde, begon hij geestdriftig over Marx te schrijven. Had hij dat maar niet gedaan. Tromp, zelf een groot kenner van Marx, over wie hij in 1983 ter gelegenheid van diens honderdste sterfdag een biografie publiceerde, liet geen spaan heel van Kwants boek dat de enigszins parmantige titel De visie van Marx droeg.

Visie

Er is eigenlijk geen beginnen aan te citeren uit Tromps kritiek op Kwant, zo geestig en raak was zijn kritiek. Nou vooruit, een staaltje van Tromps polemische werkwijze. Hij citeerde Kwant die in De visie op Marx iedere verdere sociologie overbodig verklaarde nu het marxisme alomtegenwoordig was. Tromp: ‘De kolossale pret bij het schrijven van zo’n waanzinnige passage valt, denk ik jaloers, niet te vergelijken met de schaterlach van de lezer. De neiging is groot om daarna door te gaan met citeren uit dit boek, maar daar is geen beginnen aan. Het duivelse van dit werkje is dat enkel de goede verstaander in de gaten heeft dat het hier satire betreft.’

Het is veertig jaar na dato nauwelijks nog voorstelbaar hoe sterk de greep van het neomarxisme was op een overigens tamelijk kleine groep Nederlandse intellectuelen. Er waren velen die hier niets van moesten hebben (in het vak van Tromp, politieke wetenschappen, valt te denken aan genoemde Daalder, maar ook aan de Amsterdamse politicoloog Hans Daudt, die een langdurige strijd voerde met de linkse drammers aan zijn faculteit (van wie Meindert Fennema er een was).

Althusser

Maar niemand van de tegenstanders van dit modieuze neomarxisme schreef zo geestig en scherpzinnig over deze mode als Tromp. Hij maakte de kachel aan met studenten van de Katholieke Universiteit Nijmegen, die Maria voor Marx hadden  ingeruild. Te denken valt aan de socioloog  Gabriël van den Brink, die inmiddels oogt als een humorloze variant van Koot en Bie’s wethouder Hekking en die zich nu profileert als een soort CDA-er en zich druk maakt om het verdwijnen van de ‘sociale cohesie’. Zijn zorg was in zijn jonge jaren een heel andere. Van den Brink meende toen het werk van Louis Althusser te moeten verbreiden, de duistere Franse denker, die later zijn vrouw zou vermoorden en tijdelijk in een gesticht belandde.

GerHarmsen

Althusser deed mee aan de mode van die dagen door een ‘jonge’ en een ‘oude’ Marx te onderscheiden. De meesten van hen die dat in Nederland deden (de katholieke filosoof Bernard Delfgaauw bijvoorbeeld) koesterden sympathie voor de jonge, ‘humanistische’ Marx. Zo niet Althusser die in zijn duistere proza koos voor de ‘wetenschappelijke’ Marx en die alle gepraat over moraal eigenlijk maar onzin vond. In Nijmegen en andere studentensteden werd deze Fransman bloedserieus genomen, in het bijzonder door Gabriël van den Brink, de nu zo bezorgde modelburger en moraalridder.

Ook Ger Harmsen, de marxistische historicus die zich als hoogleraar in Groningen ook waagde aan filosofie, werd door Tromp niet gespaard, al verdedigde hij Harmsen ook tegen de laaghartige aanvallen van de CPN die het voormalige partijlid voor NAVO-professor uitmaakte.

Falen

Tromp lezen over het modieuze neomarxisme vanaf de jaren zeventig is meer dan een feest. Zijn optreden liet toen en (met terugwerkende kracht) nu zien dat de neomarxistische babyboomers ook generatiegenoten hadden die het hoofd koel hielden en niet vielen voor de toen heersende mode. Anno 1977 schreef Tromp onbekommerd: ‘Dat Marx in de mode is betekent in veel opzichten een debilisering van het geestelijk klimaat.’

Maar hoe diep de ergernis over zijn modieuze generatiegenoten zat bleek pas jaren later, toen ze na de val van de Muur in het boek Alles moest anders. Het onvervuld verlangen van een linkse generatie rekenschap aflegden van hun keuze voor extreem links in de jaren zestig en zeventig. Tromp constateerde dat sommigen van hen geen enkele spijt toonden over hun onverantwoordelijke kretologie, dat anderen verantwoordelijkheid ontliepen door zich te beroepen op hun ‘Trotskisme’ – alsof Trotski, de man die de matrozen van Kronstadt na 1917 over de kling joeg, zoveel beter was dan Stalin. De terugblik van Erik van Ree kon wel op zijn genade rekenen, aangezien Van Ree toegaf dat niet het hooggestemde idealisme maar de agressie en vernietigingsdrang van het communisme hem tot deze ideologie had aangetrokken.

Wereld

Geprikkeld schreef Tromp op 15 mei 1991 in Het Parool: ‘Deze openhartige terugblik twintig jaar later laat bij mij niet zelden een laffe smaak achter. Ik ben van dezelfde generatie, zij het activist van het eerste uur. Net als de meesten van mijn generatie heb ik nooit last gehad van de totalitaire verleiding. Ik heb wel meegemaakt hoe de meelopers van de CPN de democratische studentenbeweging ondermijnden en met klassiek stalinistische techniek tot mantelorganisatie van de CPN maakten en hoe zij, met name in de sociale wetenschappen, door middel van intimidatie en intolerantie onderwijs en onderzoek voor jaren hebben verziekt. Als je daarvan toen wat zei of schreef, dan werd je van “anticommunisme” beschuldigd, en dat was in linkse kring het ergste wat je naar je hoofd kon krijgen.’

Hofland

Tromp deelde in dit artikel ook een sneer uit naar H.J.A. Hofland door hem ‘zijn gebruikelijke onwetendheid’ te verwijten. Hofland schreef een nawoord bij Alles moest anders, waarin hij betoogde niet geweten te hebben van wat zich in de ‘progressieve jaren’ aan de universiteiten en binnen linkse organisaties had afgespeeld. ‘Journalist van de eeuw’ Hofland werd door Tromp vaker op de korrel genomen. Vooral diens reisreportages moesten het ontgelden. Hij verweet Hofland gemakzucht en onwetendheid.

Neem dit barokke fragment van Hofland over het monument bij het ravijn Babi Jar in Kiev: ‘Het is een mooi, een ontroerend, een aangrijpend monument, gemaakt door de beeldhouwer Lysenko, en het staat op deze plaats omdat de Duitsers hier tussen 1941 en 1943 ongeveer honderdduizend Sovjetburgers en krijgsgevangenen hebben doodgeschoten. Historische grond, dat is het minste wat je ervan kunt zeggen’.

Vergeten

Tromp becommentarieerde deze zinnen sarcastisch met: ‘Het minste wat je ervan zeggen kunt – dat is inderdaad wat onze globetrotter doet. Babi Jar is de plek waar in 1941 vijftig- tot tachtigduizend  Russische joden werden doodgeschoten. Niet omdat ze krijgsgevangene of Sovjetburger waren, maar vanwege hun jood-zijn.’ Vernietigend concludeerde Tromp: ‘Ik noem het een bijzondere prestatie om helemaal naar Babi Jar te tijgen zonder enig benul te hebben of te krijgen van wat daar is gebeurd, en daar dan een boekje over open te doen.’ Na Tromp lees je de onder journalisten gevierde nestor toch met andere ogen, temeer omdat hij laat zien dat deze slordigheid niet op zichzelf stond: Hofland grossierde er in.

 

Joop_den_Uyl

Hofland was overigens niet de enige die Tromp je met andere ogen doet zien. Ook Joop den Uyl bekijk je met andere ogen na het lezen van Tromp. Den Uyl: nu de held van de babyboomers die in hun jonge jaren communist waren. Veel van de spraakmakende figuren onder hen zijn terug te vinden in Alles moest anders. Die bewondering is verklaarbaar. Waar het communisme tot niets dan ellende en (karakter)moord had geleid, daar bleef één ster aan het linkse firmament flonkeren: de lang onderschatte Den Uyl, onder wiens bewind (1973-1977) de nieuwe vrijgestelden rond Te elfder ure en andere linkse tijdschriften in alle vrijheid de meest radicale denkbeelden konden verkondigen. Na de val van de Muur werd het kabinet Den Uyl (‘het meest linkse kabinet dat Nederland ooit gekend heeft’) herontdekt en geherwaardeerd door de jeugdige ex-communisten, inmiddels zelf op leeftijd.

Schmelzer

Dat Den Uyl ook nog een intellectueel was, bekoorde velen. Ze zagen in hem veel meer dan in de altijd onderschatte Van Agt (ook door Den Uyl onderschat trouwens). Bart Tromp was op zijn manier ook een bewonderaar van Den Uyl, maar geen onverdeelde. Hij was na de Nacht van Schmelzer (oktober 1966, foto) lid geworden van de PvdA en viel zo op dat hij in 1972 (hij was pas 28 jaar) gevraagd werd om lid te worden van de Eerste Kamer.

1972, dat was het jaar waarin Keerpunt 1972 werd gepubliceerd, het ‘regeerakkoord’ van de ‘progressieve partijen’ PvdA, D66 en PPR. Ze hadden genoeg van de confessionele politiek, waarmee de sociaaldemocraten (de andere twee partijen waren eigenlijk bijwagens) veel te stellen hadden gehad. Dat Keerpunt was daarop natuurlijk een reactie, maar wat een arrogante geest sprak eruit… Misschien ben ik te individualistisch en te zeer afkerig van gemeenschappen maar ik heb nooit begrepen wat Tromp zijn leven lang zocht bij de Partij van de Arbeid.

Pvda

Stemmen op deze partij is tot daaraan toe, maar actief worden in die club van wrokkige en arrogante wereldverbeteraars die elkaar de tent uitvechten en tegelijkertijd anderen (‘rechts’) voortdurend moreel de maat nemen, zonder in de praktijk dikwijls een haar beter te zijn – het is the ‘dark side of the moon’ van Bart Tromp.

Vermoedelijk zou hij tegenwerpen dat de sociaaldemocratie de beste papieren heeft om het kapitalisme in toom te houden en van een sociaal gezicht te voorzien (verstandig genoeg was Tromp geen voorstander van volledige afschaffing van het kapitalisme), maar de gelijkhebberigheid en het gedram in de partij moeten hem toch een gruwel zijn geweest in de vele jaren dat hij deel uitmaakte van het partijbestuur (tussen 1979 en 1985), zou je denken.

Jacques de Kadt

Spiegelde hij zich aan zijn grote voorbeeld Jacques de Kadt? Die was na zijn communistentijd immers sociaaldemocraat geworden en zat maar liefst vijftien jaar (1948-1963) in de Tweede Kamer, waar hij zich een geharnast anticommunist toonde maar dat nog deed in een partij onder Willem Drees senior, die zelf ook doordesemd was van anticommunisme. Maar het was natuurlijk niet in de eerste plaats het Kamerlid De Kadt die door Tromp bewonderd werd, het was de essayist en polemist, de schrijver van boeken als (onder meer) De verdediging van het Westen, Vreemde voorkeur, Beweringen en bewijzen en vooral Het fascisme en de nieuwe vrijheid, die uiterst scherpzinnige analyse uit 1939. ‘Eigenlijk het enige klassieke boek over politiek dat de twintigste eeuw in het Nederlandse taalgebied heeft opgeleverd’, schreef Tromp in 1991 met enige overdrijving.

Fascisme

Er was nog een zelfverklaard bewonderaar van dat boek: Joop den Uyl. Hij zou ‘veel van het boek hebben geleerd’ en schreef dat De Kadt als denker op eenzame hoogte stond. Maar tegen het eind van hun beider levens (Den Uyl stierf in 1987, De Kadt een jaar later) gaf Den Uyl een interview aan twee studenten, waarin hij De Kadt (nog steeds) prees voor ‘het superieure en soms zelfs sublieme van zijn formuleringsvermogen en inzicht’. Maar hij oordeelde tegelijkertijd laatdunkend over De Kadts weigering zich in de jaren zestig en zeventig te matigen in de kritiek op de PvdA, toen de partij flirtte met moderne sociale bewegingen als het feminisme, de milieu- en de vredesbeweging.

Tromp sprak schande van Den Uyl, die als enige criterium leek over te houden dat ‘meedoen’ in de politiek belangrijker was dan principes. Dat Den Uyl De Kadt tot de grond toe afbrak in dat interview (‘hij heeft zijn herinneringen niet afgemaakt, hij heeft zijn analyses niet afgemaakt, hij heeft zijn bestaan niet afgemaakt’) stemde Tromp treurig. Terecht oordeelde hij dat er van Den Uyls streven ook nooit veel is geworden en van zijn erfenis ook niet veel was overgebleven. ‘Het beeld dat hij hierin van hem (De Kadt) schept, is dat van zijn kwade geweten als intellectueel’.

Reckman

Nooit heb ik de nog altijd bewierookte Den Uyl vernietigender geportretteerd gezien dan hier door nota bene zijn partijgenoot Bart Tromp. Misschien speelde hier wel ergernis doorheen over het gebrek aan karakter en standvastigheid van Den Uyl toen hij zijn tweede kabinet binnen handbereik had maar zich liet ringeloren door de partijraad, aangevoerd door een actievoerder van klein kaliber als Piet Reckman. Tromps vernietigende kritiek op Den Uyl maakt zijn lidmaatschap van de PvdA in retrospectief nog raadselachtiger. Een zo onafhankelijke geest als Tromp paste niet in de PvdA maar ook in geen enkele andere partij – het bleek wel in het tijdperk na Den Uyl toen Tromp een roepende in de sociaaldemocratische woestijn werd.

Hoe dit zij, of het nu ging om een befaamd hoogleraar (Wertheim), een gevierd journalist (Hofland) of een op handen gedragen politicus (Den Uyl) – Bart Tromp zag er geen been in hen zonder aanziens des persoons te bekritiseren waar hij dat nodig achtte. Hij is nu tien jaar dood en volstrekt vergeten door het grote publiek, als dat hem al ooit gekend heeft. En alle lovenswaardige pogingen van de Bart Tromp Stichting ten spijt: hij lijkt ook door intellectuelen vergeten. Dat is spijtig voor de nagedachtenis van Tromp, maar het is vooral spijtig voor Nederland, waar je een essayist en polemist met de scherpte, durf en het lef van Bart Tromp tegenwoordig met een lampje moet zoeken.

 

https://wimberkelaar.wordpress.com/2017/09/16/wars-van-reputaties-wat-we-missen-aan-socioloog-bart-tromp-1944-2007/

Auteur
Wim Berkelaar
Verschenen in
Weblog Wim Berkelaar
Datum verschijning
16-12-2017

« Terug naar het overzicht