Staat en godsdienst

Opgenomen in: Geschriftten van een intellectuele glazenwasser.


Frankrijk beschouwt zich graag als een buitenbeentje in de wereld. Dat de ideeën van de Verlichting zijn ontwikkeld in de Republiek der Verenigde Nederlanden vóór ze in Frankrijk wortel schoten wordt daar evengoed genegeerd als het feit dat de Franse Revolutie volgde op de Amerikaanse.


In de kwestie van de hoofddoekjes komt het de buitenwereld echter wel goed uit Frankrijk als een geval apart te bezien. Meewarig is het commentaar op de beginselvastheid waarmee de commissie Stasi op basis van de ‘laïcité’, de neutraliteit van de staat in levensbeschouwelijke kwesties, een verbod op hoofddoekjes en andere ostentatieve uitingen van religie adviseerde. Het heet dan dat de vrijheid van godsdienst gerespecteerd moet worden.


Dit argument slaat op twee punten de plank geheel mis. Het gaat bij hoofddoekjes niet om de vrijheid van godsdienst. In de Koran komen hoofddoekjes helemaal niet voor.Het gaat hier duidelijk om een ‘uitgevonden traditie’, die minder met religie van doen heeft dan met de overgang van het Noord-Afrikaanse en Turkse platteland en de daar heersende familie-cultuur naar een Westerse stedelijke omgeving, een schok die leidt tot afweermechanismen waarin het (moeten) dragen van hoofddoekjes er één is. 

Dat zou nog geen probleem hoeven zijn, als het dragen ervan in de eerste plaats een vrije keus zou zijn en in de tweede niet in veel gevallen dienst zou doen om de ‘echte’ islamiete te onderscheiden van de vrouwen die niet deugen. Als de Islam een genootschap was als de katholieke kerk zou het tweede probleem zich niet kunnen voordoen. Via het kerkelijk gezag zou dan zijn vastgesteld of vrouwen wel of niet, en onder welke omstandigheden, een hoofddoek zouden moeten dragen. (De beroemde Nederlandse arabist Snouck Hurgronje, die de tocht zelf ondernam, wees er meer dan honderd jaar geleden op dat de voorschriften voor de jaarlijkse bedevaart naar Mekka inhielden dat vrouwen hun gezicht en handen niet mochten bedekken.) 

Maar de Islam is geen kerk en kent dus geen leergezag, en dat betekent dat iedereen zich islamiet mag noemen en zijn eigen uitleg aan de religie de ware. Geschillen in interpretatie daarom zijn onoplosbaar, want er is geen instantie die een door iedere gelovige geaccepteerde oplossing kan opleggen. 

Daarom is het op één lijn stellen van hoofddoekjes met kruisjes en keppeltjes misleidend, want het dragen van de laatsten is binnen christelijke en joodse kring niet betwist en wordt evenmin als een religieuze plicht aan anderen opgedrongen.
Now for something completely different: het verschil tussen hoofddoekjes, en tulbanden bij Sikhs. Mannelijke Sikhs zijn volgens hun religie verplicht een tulband te dragen (teneinde hun haar, dat ze volgens diezelfde religie moeten laten groeien, ordentelijk op te bergen.) Dat levert geen enkel meningsverschil op binnen de geloofsgemeenschap, want een mannelijke Sikh die geen tulband draagt, is per definitie geen Sikh. 

In Groot-Brittannië is het normaal dat politie-agenten die Sikh zijn, een tulband (in politiekleuren) dragen bij hun uniform. Ik vermoed dat dit minder is toe te schrijven aan een multiculturalistische ideologie dan aan het feit dat het Indische Leger onder Brits koloniaal bestuur Sikh-regimenten telde, waarin de tulband normaal onderdeel van het uniform was.
Datzelfde bestuur heeft ervoor gezorgd dat hockey een favoriete sport bij Sikhs is. Als Sikhs hockey spelen, dragen ze echter geen tulbanden, maar geknoopte zakdoekjes of hoedjes om hun haardos in toom te houden. Dit is een mooi voorbeeld van wat in het rapport Stasi een ‘accommodement raisonable’ wordt genoemd, een redelijke schikking. In dit geval tussen religieuze plicht en praktische noodzaak. Als Sikhs zo’n ‘redelijke schikking’ opbrengen om plezierig hockey te kunnen spelen, waarom is het dan te veel gevraagd dat islamitische vrouwen die een hoofddoek moeten of willen dragen, die uit respect voor de neutraliteit van de openbare orde afdoen in scholen en rechtszalen of als ze een publieke functie bekleden, tenminste om andere islamitische vrouwen niet te intimideren?

In Frankrijk speelt dit probleem het sterkst, omdat het veruit de grootste minderheid uit islamitische plattelandsgebieden herbergt. De laatdunkendheid waarmee in de Verenigde Staten op het voorgenomen hoofddoekjesverbod is gereageerd heeft alles te maken met het feit dat de islamitische minderheid in Amerika niet alleen veel kleiner is, maar ook voornamelijk bestaat uit goed opgeleide en economisch succesvolle families (zoals die van bin Laden, vóór die na 11 september vertrok). In Europa zal Frankrijk echter geen eenling blijven, maar voorbeeld.


Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
07-02-2004

« Terug naar het overzicht