Oorlog of misdaad?; De strategische blunder van Bush



De regering-Bush was voorgeprogrammeerd om '9/11' te definieren als oorlog. Als ze dat niet had gedaan, stond de wereld er nu veel beter voor.Op 11 september 2001 boorden twee gekaapte Amerikaanse verkeersvliegtuigen zich in de twee wolkenkrabbers van het Wereldhandelscentrum in New York. Een halfuur later dook een derde toestel in Washington op het Pentagon. Een vierde gekaapt vliegtuig was vermoedelijk met een soortgelijke zelfmoordmissie op weg naar het Witte Huis toen het in Pennsylvania neerstortte, nadat gegijzelde passagiers het gevecht met hun gijzelnemers waren aangegaan. Deze acties eisten ongeveer 3500 dodelijke slachtoffers. Vrijwel onmiddellijk werden de aanslagen toegeschreven aan 'Al Qaeda', de naam die het netwerk van islamitische terroristen, geleid door Osama bin Laden, na de aanslagen in 1998 op Amerikaanse ambassades in Oost-Afrika van de FBI had gekregen.

Op deze dag in september 2001 kwam de AmeA-rikaanse regering voor de keuze te staan hoe de aanslagen te definieren: als oorlog of als misdaad. Aanvankelijk leek president Bush zo'n keuze nog niet te maken. In zijn eerste publieke reactie bezigde hij de taal van de sheriff in een western: Osama bin Laden en de zijnen zouden worden opgespoord en hun gerechte straf niet ontgaan. Dit was de taal van de misdaad. Nog diezelfde dag maakte die echter plaats voor een andere taal, toen de president 's avonds de natie toesprak via de televisie: 'Dit is niet zomaar een terreuraanslag. Dit is een oorlogsdaad.' Zo verklaarden de Verenigde Staten Al Qaeda de oorlog. De 'War on Terrorism' was begonnen.

'If men define a situation as real, it is real in its consequences.' In de sociologie staat dit bekend als het Thomas-theorema, afkomstig uit The Polish Peasant in Europe and America (1920), de fameuze studie van William Thomas en Florian Znaniecki over de emigratie van Poolse boeren naar Amerika. Op dit theorema is bijvoorbeeld het concept van de self-fulfilling prophecy gebaseerd: als mensen denken dat een bank niet meer in staat is aan zijn verplichtingen te voldoen, gaan ze hun geld opnemen, waardoor de bank inderdaad failliet zal gaan. Ook de definitie van de situatie na '9/11' als 'oorlog tegen het terrorisme' heeft verstrekkende gevolgen gehad. Als de aanslagen waren beschouwd als misdaden, zou de wereld er nu naar mijn stellige overtuiging beter en veiliger voor staan. Tegen misdadigers voert men geen oorlog. Ze worden opgespoord, veroordeeld en gestraft. Dat vereist volkomen andere inspanningen dan een oorlog.

'Oorlog' maakt in de Verenigde Staten al veel langer deel uit van het politieke vocabularium. President Lyndon Johnson proclameerde indertijd de 'War on Poverty' en al jarenlang is sprake van 'War on Drugs' en 'War on Crime'. Met het gebruik van het begrip 'oorlog' wil men zowel de ernst van het probleem tot uitdrukking brengen als de omvang van de middelen waarmee het zal worden bestreden. Dat voor 'War on Terrorism' is gekozen, kan dus deels vanuit deze achtergrond verklaard worden: aan de begrijpelijke behoefte een grootscheepse klap uit te delen aan de plegers van de aanslag, of liever gezegd hun opdrachtgevers, moest met de term 'oorlog' tegemoet worden gekomen. Maar de regering-Bush heeft het begrip 'oorlog' in dit geval niet overdrachtelijk opgevat. Zij beschouwde de 'War on Terrorism' van begin af aan als een echte oorlog en handelt daar ook naar.

Voor '9/11' vond president Bush jr internationaal terrorisme in het algemeen en Al Qaeda in het bijzonder nauwelijks van belang. Dit was vooral het gevolg van zijn uitgangspunt: ABC - anything but Clinton. Omdat president Clinton de bestrijding van Al Qaeda een hoge prioriteit had gegeven in de laatste jaren van zijn presidentschap en zijn opvolger uitdrukkelijk had gewaarschuwd voor het gevaar dat ervan uitging, vonden de nieuwe president en zijn voornaamste adviseurs dat er geen aandacht aan moest worden besteed.

Het spiegelbeeld van deze veronachtzaming was de obsessie van de nieuwe regering met oorlog tegen 'schurkenstaten'. '9/11' bood daarvoor eindelijk een schijnbaar overtuigende aanleiding. Kortom: deze Amerikaanse regering was voorgeprogrammeerd om '9/11' te definieren als oorlog.

De 'War on Terrorism' is vrijwel onmiddellijk geaccepteerd als vanzelfsprekend, niet alleen in de Verenigde Staten. In Amerika is het allang onbespreekbaar geworden om de aanslagen als misdaad te beschouwen. Vice-president Dick Cheney beschuldigt Democraten er keer op keer van dat ze de oorlog willen reduceren tot een misdaad, wat dezen vervolgens steeds weer benauwd ontkennen. Een politiek filosoof als Jean Bethke Elshtain, die met haar wezenloze Just War Against Terror (2004) haar reputatie heeft verspeeld, schreef over 'de lachwekkende suggestie dat wij er een posse op uit hadden moeten sturen om Osama bin Laden te arresteren wegens moord'. Zij vond het niet nodig uit te leggen wat daar eigenlijk lachwekkend aan is. Dat typeert het politieke klimaat in de Verenigde Staten. Het is onmogelijk geworden om een andere definitie van de situatie aan de orde te stellen zonder onmiddellijk als wimp in de hoek te worden gezet.

Dat is vreemd. Van 'oorlog' wordt immers pas gesproken als het gaat om een gewapend conflict tussen staten. Dat is er ook de juridische notie van. Strikt genomen is een oorlog tegen een niet-statelijk geheel als Al Qaeda onmogelijk. Maar dat is niet het enige. Wanneer iets als 'oorlog' is gedefinieerd, volgt daaruit dat de regels die voor een oorlog moreel en volkenrechtelijk gelden, in acht worden genomen.

In het huidige internationale stelsel is oorlog slechts toegestaan in geval van zelfverdediging tegen een aanval van een andere staat, of wanneer de Veiligheidsraad meent dat de internationale vrede wordt bedreigd. President Bush jr bofte dat hij de 'War on Terrorism' kon beginnen met een oorlog tegen Afghanistan omdat het daar heersende Taliban-regime weigerde Bin Laden uit te leveren onder de condities van Washington. In dit geval verkregen de Verenigde Staten inderdaad toestemming van de Veiligheidsraad. Maar ondanks ongehoorde politieke druk van Washington waren er in maart 2003 buiten trouwe bondgenoot Groot-Brittannie maar twee andere leden van de Veiligheidsraad (die vijftien leden telt) bereid een resolutie te steunen die een oorlog tegen Irak mogelijk maakte.

Als het gaat om de wijze waarop oorlog wordt gevoerd, gelden de regels vastgelegd in de vier Conventies van Geneve, die betrekking hebben op het onderscheid tussen burgers en combattanten en op de behandeling van krijgsgevangenen. In de logica van de oorlog vallen de gevangen genomen strijders van het Taliban-regime en van Al Qaeda als krijgsgevangenen onder de bepalingen van deze Conventies.

Toen in het begin van de oorlog in Irak een Amerikaanse eenheid verdwaalde en gevangen werd genomen door Iraakse troepen, verscheen minister van Defensie Donald Rumsfeld in de media om Irak met kracht te waarschuwen dat deze gevangenen behandeld moesten worden in overeenstemming met de Geneefse Conventies. Maar de regering-Bush wil van deze Conventies niets weten als het gaat om gevangen genomen Taliban-strijders, Al Qaeda-aanhangers en al degenen die ervan worden verdacht dat te zijn. Zij hebben niet de status van krijgsgevangenen gekregen, maar worden evenmin als verdachten van een misdaad vervolgd. Zij zijn voor onbepaalde tijd opgesloten in kampen zonder uitzicht op een rechtsgang en worden volkomen in strijd met de Geneefse Conventies en op gezag van de Amerikaanse regering aan martelingen onderworpen.

Niet alleen in dit opzicht vat president Bush jr de 'War on Terrorism' op als een oorlog die zich onttrekt aan de regels die de Verenigde Staten zelf hebben aanvaard als het gaat om oorlogvoering. Juristen verbonden aan het ministerie van Justitie schreven nog geen twee weken na '9/11' een geheim memorandum voor het Witte Huis, waarin zij stelden dat de Amerikaanse president niet aan de Amerikaanse constitutie, laat staan aan internationale verdragen, is gebonden als hij optreedt als opperbevelhebber en dat hij de bevoegdheid heeft om waar en wanneer hem dat goeddunkt preemptieve militaire acties te beginnen zonder toestemming vooraf of goedkeuring achteraf van het Congres. De voornaamste auteur van dit memorandum, John Yoo, meent dat dit kan worden afgeleid uit de Amerikaanse grondwet. Een buitenstaander is echter geneigd een meer dan oppervlakkige gelijkenis te zien met de argumentatie die de omstreden politieke denker Carl Schmitt bezigde in zijn meest infame artikel, 'Der Fuhrer schutzt das Recht', waarin hij Hitlers moord op de top van de SA in juni 1934 aanprees als model van hoe een echte leider buiten wet en regels de staat weet te beschermen.

Geen misdaad, maar ook geen oorlog in gebruikelijk zin van het woord. De 'War on Terrorism' kan, in het jargon van thrillerauteurs, misschien het best getypeerd worden als een Uberkrieg, waarin de president kan doen wat hem goeddunkt.

Uiteindelijk is dit de belangrijkste reden waarom Bush jr en de zijnen voor 'oorlog' kozen. Door de situatie als oorlog te definieren was het mogelijk de macht van de president uit te breiden en te doen vergeten dat George Bush jr niet door de kiezers naar het Witte Huis was gezonden, maar daar juist terecht was gekomen doordat het verkiezingsproces op even smoezelige als partijpolitieke gronden was stopgezet. De oorlogsverklaring maakte het mogelijk een sfeer in Amerika te scheppen waarin elke kritiek op de regering kon worden afgeschilderd als onvaderlandslievend en als steun voor Bin Laden. Het maakte het ook mogelijk vergaande wetgeving ter beperking van privacy in te voeren en de stemming van angst en intimidatie erin te houden door op gezette tijden een 'rode' of 'oranje' alarmfase af te kondigen, zonder enig zicht te bieden op wat voor soort dreiging men bedacht moest zijn. Zo gezien is de definitie 'War on Terrorism' allereerst een - succesvol - instrument geweest om binnenlandse kritiek en oppositie uit te schakelen. De Democraten durfden zich in Senaat en Huis niet meer te weren, de media werden propagandamachines voor het Witte Huis en alleen als oorlogspresident slaagde Bush jr erin te worden herkozen.

Maar zulke voordelen voor de president en zijn partij in Amerika zelf vallen weg tegenover de strategische blunders die het uitroepen van de 'War on Terrorism' heeft betekend ten opzichte van de vijanden waar het om ging en om gaat. De definitie van de situatie als 'oorlog tegen het terrorisme' is namelijk een godsgeschenk geweest voor Osama bin Laden. Politiek-terroristische bewegingen streven er altijd naar een speciale status te verkrijgen. Zij wensen niet als benden misdadigers te worden beschouwd. Daarom verklaren zij bij voorkeur en met veel fanfare hun tegenstander, vrijwel altijd een staat, de oorlog. Daarmee eisen zij een gelijkwaardige positie op, de status van legitieme tegenstander. Ook Osama bin Laden heeft al ver voor '9/11' Amerika de oorlog verklaard. Maar die oorlogsverklaringen werden onder president Clinton evenzo genegeerd als de Britse, Italiaanse en Duitse regeringen deden met dergelijke verklaringen van de Ira, de Brigate Rosse en de Raf. Gearresteerde terroristen eisten keer op keer een speciale behandeling, als krijgsgevangenen in een oorlog, maar ze zijn altijd vervolgd en veroordeeld als misdadigers. Door hem de oorlog te verklaren, hem niet als sluipmoordenaar te betitelen maar als hoofd te zien van een wereldwijde terroristische organisatie, verschaften de Verenigde Staten Osama bin Laden een enorm prestige in de moslimwereld. Dat is precies waar deze op uit was. Plotseling werden alle - meestal nationalistische - islamitische terroristische bewegingen opgewaardeerd tot onderdelen van zijn wereldwijde strijd, van Tsjetsjenie tot de Filippijnen. De 'War

on Terrorism' werd zo een strategische blunder van formaat. Een verstandige strategie zou eruit bestaan terroristische bewegingen van elkaar te isoleren en elk voor zich te bestrijden.

'Oorlog' en 'misdaad' zijn elkaar uitsluitende definities als het gaat om de aanslagen van '9/11'. En misdaadbestrijding is iets heel anders dan oorlogvoering. Maar als de alternatieve definitie van de situatie nu eens had gezegevierd? Historische parallellen, bijvoorbeeld de bestrijding van piraterij in de negentiende eeuw, suggereren dan internationale bestrijding, die tegenwoordig onder auspicien van de Verenigde Naties plaats zou vinden. Daarnaast zou de bestrijding van terroristische bewegingen allereerst een zaak zijn van politieke en inlichtingendiensten, niet van krijgsmacht. Preventie zou een veel hogere prioriteit hebben gekregen dan wraak. Dat vraagt om het geduldige werk van inlichtingen verzamelen, geldstromen in kaart brengen, het onderzoeken van organisatorische connecties tussen verdachte groepen en het volgen van verdachten, maar ook het treffen van maatregelen om aanslagen te voorkomen. Wie het door de regering van president Bush jr zo krachtig tegengewerkte rapport van de officiele onderzoekscommissie naar '9/11' leest, leert daaruit dat de aanslagen nooit plaats hadden gevonden als het onderbetaalde en nauwelijks opgeleide bewakingspersoneel op Amerikaanse luchthavens zijn plicht had gedaan, als inlichtingendiensten informatie over voorgenomen aanslagen en toekomstige daders niet hadden veronachtzaamd, en als de regering deze zaken niet op hun beloop had gelaten. Dan helpt het niet om jongens die voor het leger hebben getekend, maar nooit eerder over de grens van Texas zijn geweest, in ongepantserde voertuigen door Irak te laten rijden.

Zo'n alternatieve definitie had niet geleid tot een oorlogssituatie en hoogstens in bijzondere omstandigheden tot het proclameren van een uitzonderingstoestand. Ook waar het niet tot een strafrechtelijke vervolging zou komen, zouden aanslagen dankzij geduldig recherche en inlichtingenwerk kunnen worden voorkomen, zoals de Amsterdamse politie zich er bijvoorbeeld op beroept regelmatig afrekeningen in het criminele circuit te voorkomen, ook al worden er geen arrestaties verricht. De overeenkomsten tussen criminele en terroristische netwerken en organisaties zijn groter dan hun verschillen, nog afgezien van het feit dat de meeste terroristische bewegingen ook criminele activiteiten verrichten. De Ira mag dan de wapens neerleggen, het is inmiddels wel de grootste misdaadorganisatie van het Verenigd Koninkrijk, met een rijk repertoire varierend van bankroven tot afpersing.

Zo'n benadering was weinig spectaculair geweest en had niet voortdurend de tv-journaals gehaald. Maar dat zou er nu juist een van de grote voordelen van zijn geweest. Door het islamitisch terrorisme te reduceren tot ordinaire misdaad had dit sterk ingeboet aan legitimiteit en aantrekkingskracht in de wereld van de islam. In de tweede plaats was Al Quaeda dan niet langer opgeblazen als een wereldomspannende beweging die een serieuze bedreiging van de Verenigde Staten of het Westen zou zijn en was niet de inspiratiebron voor allerlei selfmade terroristen geworden, zoals de plegers van de aanslagen in Londen en de moordenaar van Theo van Gogh.

Vier jaar na de aanslagen van 11 september jagen twintigduizend Amerikaanse militairen, gesteund door enkele duizenden bondgenoten (onder wie vierhonderd Nederlanders) in de bergen en valleien van Afghanistan op Taliban- en Al Qaeda-strijders, is Osama bin Laden nog steeds op vrije voeten, zijn honderdvijftigduizend Amerikaanse militairen niet bij machte in Irak orde en rust af te dwingen en is dit land dankzij de 'War on Terrorism' de voornaamste rekruterings- en traningsgrond van islamitische terroristen geworden, terwijl het internationale prestige van de Verenigde Staten overal in de wereld tot een dieptepunt is gedaald. Osama bin Laden heeft alle reden tevreden te zijn: de Verenigde Staten hebben precies gedaan wat hij met zijn provocatie op 11 september wilde uitlokken.

De treurige gevolgen van een verkeerde definitie lijken pas nu door te dringen tot de oorlogvoerders in Washington. Enkele weken geleden verklaarde Amerika's hoogste militair, de voorzitter van de chefs van staven generaal Richard Myers, dat hij altijd al tegen de term 'War on Terrorism' was geweest, omdat terrorisme eerder vraagt om diplomatieke, economische en politieke oplossingen dan om militaire. In plaats van 'War on Terrorism' wordt nu voorzichtig de term 'struggle' voorgesteld. Dat is echter op zijn best een poging tot beperking van de schade. Vier jaar averechtse politiek als gevolg van een verkeerde definitie kan zo niet weggepoetst worden .

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Vrij Nederland
Datum verschijning
10-01-2006

« Terug naar het overzicht