NEDERLANDS POSITIE


Nog maar een paar jaar geleden stond het 'regeerakkoord' in een kwade reuk. In minder dan een halve eeuw was het van een afspraak over de zetelverdeling in een kabinet uitgegroeid tot een in detail vastgelegd beleidsprogramma voor vier jaar. De critici wezen erop dat de kiezer hier buitenspel staat, want het wordt pas na de verkiezingen opgesteld, en blijkt dan onderdelen te bevatten die in geen enkel verkiezingsprogramma waren te vinden. Hoewel het woord anders suggereert, zijn de nieuwe ministers er niet bij betrokken geweest. Daar staat tegenover dat het akkoord de fracties van de regeringspartijen bindt. Die zijn daardoor grotendeels monddood. Het moderne regeerakkoord is daarom de doodsteek voor het dualisme waarop de parlementaire democratie gebaseerd heet te zijn. Aldus de critici, die met de verkiezingen van 2002 hun gelijk binnenhaalden.

Bij de formatie van het eerste kabinet-Balkenende was de sfeer dusdanig dat het document op basis waarvan dit werd gevormd niet 'regeerakkoord' mocht heten. Zoals zoveel in de toen voor de tweede keer geproclameerde 'nieuwe politiek' (de eerste keer was bij het aantreden van het eerste paarse kabinet) ging het ook hier om een facade. Het document was in functie en omvang een gewoon regeerakkoord.

Vijf jaar later is de kritiek op het regeerakkoord verdampt en geldt het als politiek hoogtepunt om na de verkiezingen zeven mannen in het geheim het beleid voor de komende vier jaar uit te laten stippelen, nadat ze elkaar voor de verkiezingen nagenoeg als regeringspartners hadden uitgesloten.

Het resultaat is een akkoord van 53 dichtbedrukte pagina's. Deels afspraken en voornemens, soms cijfermatig omschreven, deels dooddoeners, vrome wensen en feitelijke constateringen, deels geheimtaal, deels klinkklare onzin. Zo meldt het akkoord dat 'de afspraken met Noord-Nederland over een snelle Zuiderzeelijn-spoorwegverbinding zullen worden nagekomen'. Maar zulke afspraken bestaan helemaal niet!

Mij gaat het hier om het deel van het akkoord dat over de positie van Nederland in de wereld gaat. De desbetreffende passages beslaan twee pagina's (minder dan 1 procent van de volledige tekst). Als men de omvang gelijkstelt aan het relatieve gewicht dat aan het onderwerp wordt toegekend, dan bestendigt dit regeerakkoord de binnenwaartse gerichtheid die de Nederlandse politiek sinds 2002 kenmerkt. Ongeveer dezelfde ruimte werd uitgetrokken voor de internationale positie van Nederland in het 'regeerakkoord' van het eerste kabinet-Balkenende.

Maar misschien zijn de andere onderwerpen in het regeerakkoord wel veel te wijdlopig geformuleerd. Want wat er over buitenlands beleid, defensie en ontwikkelingssamenwerking staat, is in de meeste gevallen helder en verstandig.

De opvolger van het 'grondwettelijk verdrag' voor de Europese Unie (EU) moet zich daarvan naar inhoud, omvang en benaming duidelijk onderscheiden. Subsidiariteit en democratische controle moeten erin zijn zeker gesteld. De Raad van State zal - net als bij het 'grondwettelijk verdrag' - beoordelen of zo'n verdrag een aantasting is van de Grondwet en dan in aanmerking komt als onderwerp voor een referendum.

Meer in het algemeen wil de nieuwe regering streven naar afspraken over de verenigbaarheid van de vrije markt met publieke voorzieningen als onderwijs, pensioenen, sociale zekerheid, gezondheidszorg en fiscaliteit. Dit is inderdaad het kernpunt als het gaat om de verdere interne ontwikkeling van de EU. Dit streven is ook een breuk met het voorgaande beleid, dat neerkwam op een gedweee instemming met het uitgangspunt dat de interne markt voor alles geldt.

De bestelling op korte termijn, zoals het vorige kabinet wilde, van de JSF (de eerste testvlucht heeft kortgeleden eindelijk plaatsgehad!) is van de baan. Over de opvolging van F16 wordt pas in 2010 besloten, op basis een serieuze vergelijking van de JSF met andere toestellen.

De grote smet van dit regeerakkoord is vanzelfsprekend dat geen afstand is genomen van het standpunt van de vorige regering dat een oorlog tegen Irak gerechtvaardigd was omdat dat land zich niet aan VN-resoluties had gehouden, hoewel de Veiligheidsraad deze mening geenszins was toegedaan. Aangezien er continuiteit van beleid bestaat, neemt het kabinet dit standpunt aldus stilzwijgend over.

Voor de rest bieden deze paragrafen echter, juist vanwege de afwezigheid van details, een weldadige ruimte voor eigen beleid van de bewindslieden en dus ook voor serieuze controle daarop door het parlement.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
17-02-2007

« Terug naar het overzicht