KLEIN KWARTIER EUROPA

Na het referendum dat vorig jaar in Nederland werd gehouden over het ontwerp van de Europees Grondwet bleef vooral een ding hangen: een meerderheid stemde tegen. Waarom die meerderheid zich negatief uitliet over de Grondwet viel uit de uitslag natuurlijk niet af te leiden. Dit maakte dat iedereen de uitslag naar eigen believen kon interpreteren. De Nederlandse regering, bijvoorbeeld, besloot de dag na het referendum dat de neestemmers op deze wijze een hogere bijdrage van de Europese Unie aan Nederland eisten en trad overeenkomstig op. Maar die slotsom was op niets meer dan wensdenken gebaseerd. Meer in het algemeen gold dat ook voor alle commentaren op het referendum, waarin de uitslag in een bepaalde richting werd uitgelegd.

Pas toen de resultaten van onderzoeken naar de motieven van de voor- en tegenstemmers bekend werden, viel er met enige zekerheid iets te zeggen over de uitslag. Ik heb verschillende van die onderzoeken bekeken, en over sommige daarvan eerder in deze rubriek bericht. Doordat ze verschillen in vraagstelling en opzet zijn ze niet over de hele linie goed vergelijkbaar. Maar het algemene beeld is onmiskenbaar: er was niet een specifieke reden om tegen de Grondwet te stemmen, en er was evenmin een specifieke reden om voor te stemmen.

Het eerste gegeven is belangrijker dan het tweede. Was uit de onderzoeken gekomen dat de tegenstemmers bijvoorbeeld vooral bevreesd waren voor een mogelijke toetreding van Turkije, dan was dat een kwestie geweest waarmee regering en volksvertegenwoordiging aan het werk hadden gemoeten. Maar slechts een paar procent van de tegenstemmers was door dit motief bewogen. Het was een veelheid van volstrekt uiteenlopende redenen die tot het nee heeft geleid. Sterker, een aantal daarvan had niets met het onderwerp te maken, zoals de weerzin tegen het zittende kabinet. In dit opzicht is het referendum politiek zinloos geweest: er viel niet uit af te leiden welke richting de huidige Europa-politiek volgens de neestemmers op zou moeten.

Sindsdien is het de vraag wat de regering zou doen. De kwestie is gecompliceerd, omdat in Frankrijk weliswaar ook 'nee' is gestemd, maar in een hele reeks andere lidstaten juist met het grondwettelijk verdrag is ingestemd. Officieel is Europabreed een 'periode van bezinning' afgekondigd, maar ik heb al eerder geconstateerd dat deze feitelijk neerkomt op een winterslaap.

In Nederland zou eerst een groot publiek debat over Europa komen, maar dat plan is een tijdje geleden in de mist verdwenen.

Het had voor de hand gelegen dat de Nederlandse regering met een nota was gekomen, met voorstellen over wat er met Europa moet en kan gebeuren wanneer het grondwettelijk verdrag uiteindelijk geen doorgang vindt. De problemen die in dat verdrag aan de orde worden gesteld, zijn immers reeel en vereisen oplossingen. Al kunnen dat andere oplossingen zijn dan in het verdrag zijn voorgesteld. Zo'n nota, mits goed beargumenteerd, zou een belangrijk middel kunnen zijn om de (nu bedroevende) kennis van en meningsvorming over Europa onder burgers te stimuleren.

Maar dat heeft de regering niet aangedurfd. Ik weet niet eens of dit scenario zelfs maar in overweging is genomen. In plaats daarvan lanceerde Atzo Nicolai (VVD), staatssecretaris voor Europese Zaken, de website www.nederlandineuropa.nl.

Op de site staat een vragenlijst, volgens de staatssecretaris met 'concrete Europese vragen' die in 'een klein kwartier' kunnen worden beantwoord. Ik heb de vragenlijst doorgenomen en vind dat het helemaal geen 'concrete vragen' zijn. Je mag op de stelling dat het integratieproces te snel gaat op zeven manieren reageren, van 'helemaal eens' tot helemaal 'oneens'. Maar dat integratieproces doet zich voor op veel en zeer verschillende terreinen. Van sommige kan worden gevonden dat de integratie daar te snel gaat, van andere - bijvoorbeeld de buitenlandspolitieke samenwerking - dat er helemaal geen vooruitgang is.

De lijst vraagt alleen naar meningen, niet naar de mate van kennis en argumentatie die daaraan ten grondslag ligt. De uitslag kan niets toevoegen aan al het reeds gedane onderzoek naar de motieven van de kiezers bij het referendum.

Van een representatief onderzoek is bovendien geen sprake. Nauwelijks was staatssecretaris Nicolai begonnen met juichen over de 45.000 bezoekers van de website in de eerste drie dagen, of het schrikbeeld doemde op dat het om een gerichte actie van de SP ging.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
25-03-2006

« Terug naar het overzicht