Kenniseconomie?


Elsevier, 6 mei 2006

Onderwijs en onderzoek worden al 25 jaar systematisch afgebroken

Het nieuwerwetse begrip ‘kenniseconomie’ heb ik altijd als een contradictio in terminis beschouwd. Deze opvatting wordt alleen maar onderstreept door de wijze waarop het in Nederland is ingevuld. Uitgangspunt is dat Nederland internationaal niet veel anders te bieden heeft dan een hoogopgeleide bevolking. Dat is de enige garantie tegen een geleidelijke neergang in welvaart en een zwakkere positie in de wereld. Onderwijs en onderzoek, daar is iedereen het over eens, vormen dan de sleutel. Kortom, als het menens zou zijn met deze opvatting van het begrip ‘kenniseconomie’, dan zou Nederland een grote nadruk leggen op de versterking van het onderwijs en de intensivering van onderzoek.


In feite zien wij echter het omgekeerde. Al 25 jaar nemen de uitgaven voor beide relatief af. Studenten worden nu geacht voor de helft van de prijs (in reële termen) een diploma te halen vergeleken met een kwart eeuw geleden. In het lager en middelbaar onderwijs zijn kostbare hervormingen en onderwijsvernieuwingen ingevoerd die grotendeels volkomen averechts hebben gewerkt. Scholen en andere onderwijsinstellingen zijn samengevoegd tot leerfabrieken, opgezet volgens negentiende-eeuwse organisatieprincipes. De financieringssystemen zijn pervers: docenten en instellingen die vasthouden aan kwaliteitseisen worden gestraft, wie het ‘rendement’ verhoogt door die eisen te verlagen, krijgt extra geld. De staatssecretaris voor het wetenschappelijk onderwijs, Mark Rutte (VVD), vindt dat prachtig en noemt het ‘vraagsturing’. 


Steeds meer geld in het onderwijs gaat naar activiteiten die daar niets mee te maken hebben: ‘management’. Maar zeker in deze sector is allang de bevinding van Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen vergeten dat managers geen enkele aanwijsbare bijdrage aan het bruto nationaal product leveren. Bezuinigd is op de werkelijke sleutel voor verbetering van onderwijs: docenten. Dat geldt voor alle niveaus, van hoogleraren tot leraren in het middelbaar en basisonderwijs. In plaats van te investeren in de kwaliteit en professionaliteit van docenten op alle niveaus, zijn die steeds meer beschouwd als willoze radertjes in een gigantische machine. Het is nu zover dat als geklaagd wordt over het feit dat afgestudeerden van de pabo – schoolmeesters dus in de oude terminologie – het Nederlands niet beheersen, de directeur van de pabo’s doodleuk zeggen dat die schoolmeesters toch alsnog een spellingcursus kunnen volgen?


Een recent rapport van de commissie-Dynamisering, ingesteld om het onderzoeksbestel in Nederland te verbeteren, is verre van opbeurend. 

De overheid besteedt steeds minder aan wetenschappelijk onderzoek. Terwijl in landen als België, Finland, Zweden en Zwitserland de overheidsuitgaven voor universiteiten sinds 2000 met 5 procent per jaar zijn gestegen, zijn ze in ons land met 0,5 procent per jaar gedaald. De commissie ziet niets in modieuze ideeën als die van minister Laurens Jan Brinkhorst (D66) om het onderzoek ‘dynamischer’ te maken door financiële sturing. Nu al bestaat de financiering van universitair onderzoek immers voor 40 procent uit prestatiebeloning, wat erop neerkomt dat de overheid ad hoc en arbitrair uitmaakt wat wordt onderzocht.


Het bedrijfsleven, helemaal in de greep van kwartaalkapitalisme, doet vrijwel niets meer aan onderzoek, het eist hoogstens op hoge toon dat de universiteiten dat doen. In de politiek bestaat het probleem er voor een groot deel uit dat niemand is geïnteresseerd in onderwijs en onderzoek. Daarom worden steevast tweederangsbewindslieden benoemd op het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Die kunnen vrijwel ongehinderd hun gang gaan, alleen al omdat ze in de Tweede Kamer ook weer tweederangspolitici tegenover zich vinden, die na wat gepruttel meegaan met de zoveelste vernieuwing. 


Terwijl ik dit schrijf, hoor ik dat Nederlandse les in het vmbo wordt afgeschaft. Dat vak kan wel geleerd worden in de praktijklessen. Dit terwijl een groot deel van de leerlingen met taalachterstand kampt, nog afgezien van de loodgieter die zich in onze taal moet kunnen uitdrukken, en liefst ook in het Engels, om de gebruiksaanwijzingen van gereedschap te kunnen lezen. 


Dit voorstel komt na een plan dat erop neerkomt dat iemand best les mag geven in een vak dat hij of zij niet beheerst, zolang er in ‘het team’ maar iemand zit die wel gekwalificeerd is. 


Ik stel voor gebruik van het woord ‘kenniseconomie’ te verbieden zolang Nederland doorgaat met de systematische afbraak van onderwijs en onderzoek.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
06-05-2006

« Terug naar het overzicht