HET EINDE VAN DE OORLOG

Het ontslag van Donald Rumsfeld als Amerika's minister van Defensie kwam veel te laat en maakt niets goed. Rumsfeld werd de laan uitgestuurd na de winst van de Democraten bij de Congresverkiezingen van 7 november. Hij was de architect van de oorlog tegen Irak, maar zijn opdrachtgever, president George W. Bush, gaat niet weg. De oorlog tegen Irak leek in drie weken gewonnen. Maar toen brak de oorlog in Irak uit, die de Verenigde Staten aan het verliezen zijn.

Dat komt doordat Bush en de zijnen niet in de gaten hebben dat oorlog in de klassieke betekenis achterhaald is. Sir Rupert Smith noemt ze 'industriele oorlogen' in zijn baanbrekende boek The Utility of Force. The Art of War in the Modern World (2006). In dergelijke klassieke oorlogen gaat het erom dat de strijdkrachten van de ene staat die van de andere beslissend verslaan. In zulke oorlogen is oorlog 'voortzetting van de politiek met andere middelen', zoals het heet in de beroemde frase van Carl von Clausewitz (1780-1830), die er de grote theoreticus van is. Maar dat soort oorlogen is sinds de introductie van nucleaire wapens onmogelijk geworden.

In plaats daarvan is sprake van conflicten die Smith 'oorlogen tussen mensen' noemt. Stond de bevolking in het tijdperk van de industriele oorlog buiten de eigenlijke strijd, in 'oorlogen tussen mensen' is ze van centraal belang. Smith heeft een loopbaan van 38 jaar achter de rug in het Britse leger, onder andere als bevelvoerend officier in Noord-Ierland, in de Golfoorlog van 1990/1991 en in Bosnie. Zijn boek is de neerslag van zijn ervaringen.

Als commandant van Unprofor in Sarajevo constateerde Smith dat de strijdkrachten van de Bosnische moslims en die van de Bosnische Serviers zelden strijd tegen elkaar leverden. Zij vielen voornamelijk burgerdoelen aan om daarmee de plaatselijke bevolking en de wereldopinie te beinvloeden. In 'oorlogen tussen mensen' is militair ingrijpen niet gericht op het verslaan van een tegenstander op het slagveld. Dat is op zijn best een tussenfase. Het gaat erom de voorwaarden te scheppen om het oorspronkelijke conflict op andere dan militaire wijze te beeindigen.

In oorlogen van dit nieuwe type is de bevolking het slagveld. Militair optreden is maar een instrument om deze te beinvloeden. Een instrument dat bovendien meestal averechts werkt naarmate het technisch succesvoller is.

In zo'n nieuwe oorlog is een louter militaire oplossing niet mogelijk - zie onder andere Korea, Vietnam, Algerije, Kosovo en de Golfoorlog. Ze eindigen niet meer met een ceremonie waarbij de verslagen partij de vredes- of wapenstilstandvoorwaarden van de overwinnaar tekent. Militaire macht is in deze oorlogen alleen maar nuttig als deze ertoe bijdraagt dat het eigenlijke doel naderbij komt, en dat is het winnen van de steun, of ten minste de neutraliteit van de bevolking.

Voor de oorlog tegen Irak had daarom het strategisch doel moeten zijn omschreven: het winnen van de instemming van de Iraakse bevolking en haar leiders. De voorbereiding van de oorlog had dus niet moeten zijn toevertrouwd aan militairen, maar aan degenen die verantwoordelijk waren voor de gewenste uitkomst. 'Op grond van de beschikbare gegevens lijkt het erop dat dit niet geval is geweest,' concludeert Smith met wel heel veel gevoel voor understatement.

The Utility of Force biedt in het eerste en omvangrijkste gedeelte een helder en voor militaire leken toegankelijk overzicht van de 'industriele oorlogen' van de afgelopen twee eeuwen, de oorlogen waarover Clausewitz zijn meesterwerk schreef. In het laatste deel gaat het over de veranderingen van de laatste halve eeuw en toont Smith zich een waardig opvolger van de grote oorlogsdenker.

Zijn boek is terecht zeer positief onthaald, maar het staat niet op zichzelf. Eerder al wees de Israelische krijgshistoricus van Nederlandse afkomst Martin van Creveld op fundamentele veranderingen in het krijgsbedrijf in The Transformation of War (1991). Geen wonder: het Israelische leger won zijn oorlogen volgens het oude model, in 1956 en 1973, maar bleek machteloos in Libanon en tijdens twee intifada's in de bezette gebieden.

Minister Rumsfeld was blind voor de nieuwe realiteit. De Amerikaanse strijdkrachten moesten een korte oorlog voeren en snelle overwinningen boeken, gebaseerd op technologische overmacht, zogeheten network centric warfare. In Afghanistan en Irak is het failliet van deze benadering gedemonstreerd. Maar noch in de Verenigde Staten, noch in de lidstaten van de NAVO - ook Nederland niet - is daar tot op de dag van vandaag lering uit getrokken.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
18-11-2006

« Terug naar het overzicht