Grondwet als probleem


Elsevier 13-08-2005

Op 15 augustus moet de ontwerp-grondwet voor Irak gereed zijn. Deze is het werk van een comité van 71 Irakezen, die min of meer een afspiegeling zijn van de verhoudingen tussen de drie belangrijkste bevolkingsgroepen, de Sji’ieten (ongeveer 60%), de Koerden en de Soennieten, beide goed voor zo’n 20% van de Iraakse bevolking. Als het goed gaat, is het ontwerp aanvaardbaar zijn voor alle drie. Dat moet allereerst blijken in de in januari gekozen Nationale Assemblee. Daarin zijn de Soennieten, die de verkiezingen in meerderheid boycotten, echter ondervertegenwoordigd. Vervolgens volgt op 15 oktober een nationaal referendum. Volgens de daarvoor vastgestelde regels is een eenvoudige meerderheid niet voldoende om de ontwerp-grondwet goed te keuren. Als in drie provincies tweederde van de uitgebrachte stemmen tegen de grondwet zijn, is deze verworpen. Die bepaling is opgenomen om te garanderen dat de Soennieten en Koerden niet eenvoudigweg overstemd worden door de Sji’ieten en ze is vooral relevant waar de Koerden in de drie noordelijke provincies van Irak de overgrote meerderheid vormen. 

Op dit moment ziet het er niet naar uit dat de ontwerp-grondwet het middelpunt zoekende karakter krijgt die noodzakelijk is. Sterker nog, het is heel goed mogelijk dat het ontwerp er zó komt uit te zien dat het omgekeerde het geval is en de tekst een recept wordt voor een burgeroorlog. Op drie terreinen tekenen zich moeilijk overbrugbare verschillen af. 

De eerste betreft het federale karakter van het nieuwe Irak. Het gaat dan in het bijzonder om de status en de geografische afbakening van het Koerdische deel, dat in feite al sinds de Golfoorlog van 1991-1992 een autonome staat is, met een eigen bestuur en een eigen leger. In dit deel van Irak vinden geen aanslagen en gevechten plaats, maar de vraag is waar het geografisch ophoudt. Onder Saddam Hoessein heeft een met geweld afgedwongen arabisering van de olierijke provincie Kirkoek plaatsgevonden, die de Koerden nu terug willen draaien om wat zij beschouwen als hun deel van de Iraakse olierijkdom in handen te krijgen.

Wat betreft de bevoegdheden van de federale overheid ten opzichte van de Koerdische provincies is het wel zeker dat de Koerden slechts akkoord zullen gaan met een formule die hun huidige autonomie in feite niet aantast. Maar dat zou betekenen dat Irak eerder een confederatie dan een federatie wordt en dat is zeker voor de sji’ietische meerderheid onaanvaardbaar.

De twee andere geschilpunten zijn de scheiding tussen kerk en staat en de rechten van vrouwen. Die hebben nauw verband. Wanneer Irak in de grondwet tot een ‘islamitische republiek’ wordt geproclameerd, zoals sommige sji’ietische leiders voorstaan, zou dat niet alleen inhouden dat het islamistisch gewoonterecht, de sjaria, de basis van wetgeving wordt, maar ook dat de Iraakse vrouwen veel van hun rechten verliezen. Het Baath-regime, waarvan Saddam Hoessein uiteindelijk de dictator werd, kende een duidelijke scheiding tussen kerk en staat en op het gebied van de emancipatie van vrouwen vormde Irak een gunstige uitzondering in het Midden-Oosten. 

Wanneer in Irak een democratisch stelsel zou zijn ingevoerd naar het voorbeeld van de Verenigde Staten, zouden deze problemen zich niet voordoen: de meerderheid van Sji’ieten zou simpelweg haar zin door kunnen zetten, wat zonder twijfel tot de afscheiding van de Koerdische gebieden zou leiden en verheviging van de burgeroorlog die al woedt. Want de onophoudelijke gevechten die nu in grote delen van Irak plaats vinden, krijgen steeds meer het karakter van een soennitische terreur tegen de sji’ietische meerderheid. 

Omdat een voor alle partijen aanvaardbaar compromis op de drie genoemde terreinen niet gemakkelijk bedacht kan worden, is er de neiging deze heikele zaken maar buiten de ontwerp-grondwet te houden. Maar daarmee verdwijnen de tegenstellingen niet. Ze blijven sudderen, terwijl de werkelijkheid al voor gepasseerde stations zorgt. De Amerikaanse journalist Steven Vincent berichtte vorige week uit het voor rustig gehouden Basra dat daar Sji’ietische radicalen er in feite de dienst uitmaken, dat de politie volkomen geïnfiltreerd is door islamistische terroristen en daar ook naar handelt. Twee dagen later is hij ontvoerd en vermoord.

Ondertussen wordt de greep van Iran op de politiek in Irak groter en groter, een eigenaardige uitkomst voor wie zich nog herinnert waarom de oorlog tegen Irak begonnen werd.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
13-08-2005

« Terug naar het overzicht