Een niet erg moedig kabinetsstandpunt

Volgens premier Balkenende loopt Nederland nu voorop in Europa. Een zonderlinge opvatting en een uitdrukking van zelfgenoegzaamheid. Na het onberaden referendum in 2005 kondigde zijn voorvorige kabinet immers een periode van reflectie aan die neerkwam op een langdurige winterslaap.

De zwakheid van dit referendum bestond eruit dat de uitslag niet duidelijk kon maken waartegen de kiezers zich uitspraken, anders dan tegen het grondwettelijk verdrag in het algemeen. Een hele stapel onderzoek is sindsdien geproduceerd om de uitslag te duiden. Dat toont de overbodigheid van het referendum aan. Zulk onderzoek had immers los ervan kunnen worden gehouden. De suggestie in de brief (19 maart) van het kabinet over de EU-verdragswijziging, dat de onderzoeksresultaten op grond waarvan het zijn voorstellen zegt te hebben geformuleerd, gebaseerd zijn op de uitslag van het referendum is staatsrechtelijk een slag in de lucht. 
Het grondwettelijk verdrag had de oplossing moeten zijn voor een reëel probleem. In de voorgaande jaren was de Intergouvernementele Conferentie (IGC) een bot instrument geworden om tot aanpassingen van de bestaande verdragen te komen. Daarom is indertijd besloten tot iets nieuws, een breed samengestelde ‘conventie’. De conventie heeft er een potje van gemaakt door teveel verschillende zaken in één verdrag onder te brengen, en dat, op aandrang van de autoritaire voorzitter Giscard d’Estaing, op zoek naar historische roem, ook nog grondwettelijk’ te noemen. In de kabinetsbrief is geen letter gewijd aan de vraag hoe besluitvorming over verdragswijzigingen georganiseerd moeten worden nu zowel IGC als ‘conventie’ ongeschikt zijn gebleken. 
In de kern is de brief zowel laf als misleidend. Laf, omdat er zwaar getamboereerd wordt op de nationale soevereiniteit. ‘Het moet duidelijk zijn dat de EU geen autonome organisatie (een ‘superstaat’) wordt.’ Maar daarmee ontkent men dat de EU allang bevoegdheden van de lidstaten heeft gekregen die haar in een groeiend aantal opzichten autonoom hebben gemaakt. Het kabinet steekt de kop in het zand voor het gegeven dat onze nationale soevereiniteit al sinds de grondwetswijziging van 1953/54 beperkt is, toen is vastgelegd dat het Nederlands recht ondergeschikt is aan internationale verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties. 
Referendum of niet, de EU is meer dan een statenbond, en het is laf daar nu omheen te draaien. Het kabinet wil komen tot een ‘scherpere afbakening tussen het nationale beleid en dat wat de EU aanvullend zou kunnen ondernemen’. Dat is misleidend, omdat hier wat al te gemakkelijk de logica van het integratieproces wordt genegeerd. Deze is getekend door de asymmetrie tussen negatieve en positieve integratie. Negatieve integratie bestaat uit het verwijderen van alle belemmeringen van het vrije verkeer van goederen, mensen, kapitaal en diensten binnen de EU. Dat is de in het EEG-verdrag vastgelegde dynamiek van Europa en die verloopt zonder dat daarvoor nog gemeenschappelijke besluiten van lidstaten nodig zijn. 
Positieve integratie daarentegen vergt wel gemeenschappelijke besluitvorming, want daar gaat het om afspraken en instituties die op Europees niveau de werking van markt inperken, op gebieden waarvoor nu op nationaal niveau regelingenbestaan. Positieve integratie is een veel moeilijker proces dan negatieve. Door dat niet te vermelden, misleidt het kabinet de burgers. 
Toch is het bereiken van vormen van positieve integratie de voornaamste politieke opgaaf van de komende tijd. Tenzij men voor een neoliberaal program kiest, waarin terreinen van onderwijs, zorg, sociale zekerheid, cultuur, pensioenen, fiscaliteit, openbaar vervoer en wat al niet, worden onttrokken aan democratische politieke beheersing op staatsniveau, om ze uit te leveren aan Europese marktwerking. Dat is op termijn belangrijker dan de specifieke vorm die de opvolger van het grondwettelijk verdrag krijgt, al is het onafwendbaar dat de inhoud (maar niet naam en pretentie) grotendeels met de door Nederland afgewezen tekst identiek zal zijn. Daarvoor hebben teveel lidstaten het al onderschreven.
Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
IPP-Nieuwsbrief
Datum verschijning
10-03-2007

« Terug naar het overzicht