De AOW: oplossingen op zoek naar een probleem

Symptomatisch voor het onbenul is de bewering dat de aow overbodig is, omdat er immers een pensioenstelsel bestaat.

 

 De toekomstige financiering van de AOW is de laatste jaren een politiek strijdpunt geworden, waarvan de kern is bedolven onder een moddergolf van cijfermatige speculatie, foutieve informatie en stemmingmakerij tegen ouderen.

 De AOW bestaat nu vijftig jaar en wordt in de hele wereld gezien als de ideale ouderdomsvoorziening. Iedere burger betaalt eraan mee, en iedere burger die de 65 haalt, profiteert ervan. De betaling is tot een bovengrens afhankelijk van het inkomen, de uitkering is voor iedereen gelijk: een prachtige vorm van solidariteit tussen rijk en arm, met een minimum aan uitvoeringskosten.

 Daarnaast is dankzij dit universele karakter de AOW de basis geworden van het pensioenstelsel. Maar symptomatisch voor het gebrek aan benul in het huidige debat is dat verscheidene deelnemers, onder wie een uiteindelijk niet gekozen kandidaat-Kamerlid van de PvdA, beweren dat de AOW eigenlijk overbodig is, omdat er tegenwoordig een pensioenstelsel bestaat.

 De vervuiling van het debat komt ook doordat de kosten van de AOW voortdurend worden verward met de kosten van de vergrijzing. Maar de te verwachten groei van de laatste wordt voornamelijk veroorzaakt door toenemende lasten van zorg en gezondheid. De AOW vormt ook in de toekomst geen groot financieel probleem. Toch zijn de politieke meningsverschillen juist gebaseerd op de idee dat dit wel het geval is.

 Als wij alle misinformatie en demagogie wegkrabben, gaat het eigenlijk om twee vraagstukken: in hoeverre is er in de toekomst, als gevolg van de veranderende leeftijdsopbouw van de bevolking, een AOW-gat? Dat wil zeggen: hoe groot wordt het gat tussen de normale inkomsten voor de AOW - de AOW-premie die alle werkenden onder de 65 betalen - en de uitgaven: de uitkering die iedereen boven de 65 ontvangt?

 De tweede vraag luidt: als er zo'n gat is, op welke manier kan dat worden gedicht? Dat er zo'n AOW-gat ontstaat, wordt door niemand betwist. Sterker nog, het bestaat al bijna tien jaar. Als gevolg van de versmalling van de basis voor de heffing van AOW-premies - een factor die meestal vergeten wordt - en de groei van het aantal AOW-gerechtigden was de opbrengst van de premieheffing niet meer genoeg om de laatsten te betalen. Minister Melkert koos er toen voor dit gat uit de algemene belastingopbrengst te dichten. Dat heet fiscalisering.

 Die term wordt echter ook gebruikt voor heel iets anders, namelijk het afschaffen van de AOW-premie, waarna de AOW helemaal uit de algemene middelen wordt betaald. Dit wil bij voorbeeld GroenLinks.

 Relevant is nu de constatering dat ook bij de huidige, gedeeltelijke financiering van de AOW uit de belastingen, mensen boven de 65 aan de AOW meebetalen. Belastingheffing hanteert immers geen leeftijdgrens.

 Er is geen reden waarom stijgende lasten van de AOW niet op deze weg gefinancierd kunnen blijven tot het moment, rond 2030, wanneer die weer zullen dalen. Het ABP, het grootste pensioenfonds van Europa, waar meer deskundigheid op dit punt aanwezig is dan bij het alarmistische Centraal Planbureau, stelt daarom dat de stijgende AOW-uitgaven geheel kunnen worden opgevangen door de stijging van de belastinginkomsten over pensioenuitkeringen.

 In het voetspoor van het CPB heeft de PvdA er echter voor gekozen te zijner tijd degenen boven de 65 extra te belasten. De partij vindt een belangrijke medestander in de CDA-econoom Lans Bovenberg. Toch onderstreept de deze week verschenen studie van het ministerie van Sociale Zaken de analyse van het ABP: ouderen worden - gemiddeld! - rijker, wat betekent dat ze ook meer belasting zullen betalen.

 Een ander veelgehoord middel om de AOW-kosten te drukken is het verhogen van de AOW-gerechtigde leeftijd, bijvoorbeeld van 65 naar 67 jaar. Dit wordt door allerlei geleerden en bankdirecteuren aangeraden, met als argument dat mensen tegenwoordig veel langer leven dan vroeger. Toen Bismarck in 1889 de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar invoerde, lag de levensverwachting van mannen en vrouwen in Nederland 32 en 35 jaar lager dan nu.

 Het argument deugt echter niet en berust op het verkeerd interpreteren van statistieken. De levensverwachting is vooral gestegen door het verminderen van de kindersterfte. Volwassen mannen leven nu gemiddeld slechts 2,3 jaar langer dan toen vijftig jaar geleden de AOW werd ingevoerd, en vrouwen 4,5. Overigens blijft slechts acht procent van de beroepsbevolking doorwerken tot hij of zij 65 is.

 Oplossingen op zoek naar een probleem!

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
21-12-2006

« Terug naar het overzicht