Weg uit Irak

Weg uit Irak

Nederland nam de rol van gekke Henkie op zich en stationeerde militairen in een nu helemaal niet vreedzame provincie.

bart tromp

Anderhalf jaar geleden sprong president George W. Bush, verkleed als marinevlieger, uit een helikopter op het dek van het vliegkampschip USS George Washington. Het oorlogsschip bevond zich toen enkele mijlen uit de kust voor Los Angeles, zo ver mogelijk van Irak.Bush’ optreden was zorgvuldig voorbereid. Hij had geoefend in het diepe van het zwembad van het Witte Huis, voor het geval hij per ongeluk het dek zou missen en overboord zou vallen. Dit is het enige voorbeeld van Amerikaanse planning voor ná ‘ de overwinning’ op Saddam Hoessein.

Een paar dagen geleden heeft de president de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties opgeroepen meer steun te verlenen aan de Amerikaanse bezetting van Irak. Voor een man die elke wijziging van een ooit ingenomen standpunt voor een teken van zwakheid houdt, was het een eigenaardig betoog. De laatste jaren heeft hij de Verenigde Naties immers bij herhaling voor irrelevant verklaard, voorzover ze niet meegingen in de Amerikaanse politiek inzake Irak.

De gedachte dat uitgerekend de Verenigde Staten democratie in het Midden-Oosten kunnen vestigen op basis van een gewonnen oorlog tegen Irak, had al een hoog utopisch gehalte. In de eerste maand na de bezetting slaagde de regering-Bush jr er echter in de uiterst kleine mogelijkheid op succes de nek om te draaien door alles verkeerd te doen. De bezetters waren niet in staat rust en orde af te dwingen, noch publieke diensten te laten functioneren. Scholen, universiteiten, ziekenhuizen, energiecentrales en ga zo maar door, zij konden ongehinderd worden geplunderd en vernield. Alleen het ministerie van Oliewinning werd onmiddellijk beschermd. Tenslotte lag het in de bedoeling dat de bevrijding en democratisering van Irak door de Irakezen zelf worden betaald. Van het budget voor de wederopbouw (ongeveer achttien miljard dollar) is nog maar zes procent besteed.

In de eerste maand na de overwinning hebben de Verenigde Staten de oorlog om Irak verloren, omdat zij niet in staat waren de overgrote meerderheid van bevolking rust en orde te verschaffen, noch die elementaire voorzieningen te garanderen. Nu nog is in de wereldstad Bagdad de elektriciteitsvoorziening beperkt tot enkele uren per dag; daarnaast is Irak een ecologische ramp, waar bijvoorbeeld schoon water een zeldzaamheid is.

Na het heroïsche sprongetje van president Bush op het dek van het vliegkampschip heette het dat het enige wat nog te doen viel,het in toom houden van de laatste raddraaiers was, in afwachting van het uitbreken van democratie en rechtsstaat. Op basis van dit vooruitzicht stemde een onnozele meerderheid van de Tweede Kamer in met het besluit van het kabinet Nederlandse troepen in Irak te stationeren, maar dan wel in een provincie waar zich geen raddraaiers bevonden.

De volledige mislukking van zijn Irak-politiek bracht Bush ertoe uiteindelijk toch nog een volkenrechtelijke paraplu van de Verenigde Naties te lenen. De verwachting van Washington was dat daarna andere staten de Amerikaanse lasten van de bezetting zouden verlichten. Alweer een voorbeeld van wensdenken. Niemand heeft zich bereid verklaard aan de bezetting mee te werken, die toch een volstrekt Amerikaanse aangelegenheid bleef.

Nederland nam desondanks de rol van gekke Henkie op zich en stationeerde opnieuw Nederlandse militairen in een nu al helemaal niet meer vreedzame provincie, op basis van een geheel andere mandaat dan het oorspronkelijke. Vorige week ontplofte een handgranaat, die een of andere Irakees in een Nederlands legervoertuig had gegooid, per ongeluk niet toen de inzittenden uitstapten. Ik vraag me sindsdien af hoe dat kon gebeuren bij de staat van paraatheid waarin ‘ onze jongens’ opereren. Als de granaat wasontploft, zouden vijf of zes soldaten aan hun eind zijn gekomen ter meerdere glorie van de zittende president van de Verenigde Staten. Ik ben benieuwd of de regeringshelden in de Tweede Kamer daarna door zouden zijn gegaan met het rondratelen van hun gebedsmolentje ‘ dat niet geweken mag worden voor terreur’.

Inmiddels heeft senator John Kerry in een even helder als overtuigend betoog de vloer aangeveegd met de politiek van Bush. Maar beide kandidaten voor het presidentschap zullen voor de verkiezingen blijven volhouden dat van terugtrekking uit Irak geen sprake kan zijn. Daarna ligt de zaak heel anders, voorspel ik, wie ook wint.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
23-09-2004

« Terug naar het overzicht