WAAR WAREN ZE?

In de aanloop naar de oorlog tegen Irak heb ik in deze rubriek herhaaldelijk betoogd dat de regering van de Verenigde Staten geen steekhoudende argumenten, laat staan bewijzen, aanvoerde voor haar stelling dat Saddam Hoessein beschikte over 'massavernietigingswapens'. Op grond van het bestaan van deze massavernietigingswapens en hun beweerde dreiging voor de Verenigde Staten vroeg en verkreeg president George W. Bush van het Congres de ruimte om een oorlog tegen Saddam Hoessein te beginnen.

Mijn betoog leverde veel boze reacties op. Hoe durfde ik te twijfelen aan het woord van de regering van de Verenigde Staten, het land dat ons zestig jaar geleden had bevrijd? Toch was mijn argument simpel. Als de regering-Bush inderdaad, zoals minister van Defensie Donald Rumsfeld het formuleerde, wist 'dat ze er waren en waar ze waren,' waarom gaven ze die informatie dan niet door aan de inspecteurs van de Verenigde Naties, die deze vanaf november 2002 in Irak konden verifieren?

In zijn terugblik meldt het hoofd van de VN-inspecties, Hans Blix, dat de informatie die ze van de Amerikanen kregen waardeloos was. Na de oorlog zijn die 'massavernietigingswapens' nooit gevonden. David Kay, die het laatste Amerikaanse onderzoek leidde, concludeerde dat ze er nooit zijn geweest.

De opsporing van de Iraakse massavernietigingswapens (WMD) was vreemd genoeg geen prioriteit in het Amerikaanse oorlogsplan. Generaal James Marks, belast met die taak, kreeg met veel moeite een afdeling artillerie (zonder geschut) tot zijn beschikking - 400 man. De informatie op grond waarvan hij in Irak zou moeten opereren, bleek uit niets anders te bestaan dan een lijst van 946 lokaties waarvan werd vermoed dat er massavernietigingswapens te vinden zouden zijn. De informatie op basis waarvan de lijst was samengesteld, bleek vele jaren oud en was nooit op betrouwbaarheid getoetst. Na de vruchteloze speurtocht van generaal Marks, werd David Kay, die na de Golfoorlog aan de VN-inspecties had deelgenomen, hoofd van een nieuw, groter en deskundiger onderzoeksteam.

Buiten beschouwing blijft dat de CIA voor de oorlog een dertigtal topgeleerden van de Iraakse WMD-projecten had weten te interviewen. Allen verklaarden dat het project al lang geleden was gestopt. Zij werden daarom niet geloofd. Omdat de president, de vice-president, veiligheidsadviseur Condoleezza Rice, minister van Defensie Rumsfeld en niet te vergeten minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell keer op keer met grote overtuiging publiekelijk verklaarden dat die WMD er waren, gingen inlichtingendiensten en militairen ervan uit dat dat wel zo zou zijn - anders zouden die mensen dat toch niet zeggen?

Maar de mensen op het hoogste niveau wisten van niets. Ze zeiden maar wat, omdat ze het wilden geloven. Het vernietigende oordeel van David Kay over Rice - de slechtste Nationale Veiligheidsadviseur uit de geschiedenis - volgt uit zijn constatering dat zij de president naar de mond praatte, in plaats van hem te confronteren met het gebrek aan enig bewijs voor de Iraakse WMD. Maar de president komt er zelf nog slechter af. Hij was nooit geinteresseerd in informatie die inging tegen zijn op instinct - daar is hij trots op, instinct, niet kennis van zaken - gebaseerde stellingnames. In zijn Witte Huis wordt kritische informatie beschouwd als vijandelijke actie.

Terwijl de president zich wel bezighoudt met details als de martelmethoden van de CIA, toont hij nooit enige interesse in de zaken waar het om gaat. Toen Kay zijn eindrapport persoonlijk mocht toelichten, had de president geen enkele vraag over hoe het mogelijk was dat hij een desastreuze oorlog was begonnen over niet-bestaande wapens.

Achteraf toont de kwestie drie fundamentele tekorten van de huidige Amerikaanse regering aan. De eerste is politiek-bestuurlijk. Door uit te gaan van ongebaseerde geloofsartikelen en vervolgens alle informatie die deze aantast te negeren, sluiten president Bush en zijn principals zich op in een zelf gekozen bunker.

De tweede tekortkoming is al even egocentrisch. De politiek van Saddam is nooit gezien in haar termen. Dat hij tot het bittere eind - pas in januari 2003 verklaarde hij tegen zijn generaals dat Irak geen WMD had - suggereerde dat hij over zulke wapens beschikte, had niets met Amerika te maken, maar alles met het handhaven van zijn eigen positie, zowel binnenlands als tegenover Iran. De derde is de vanzelfsprekendheid waarmee wordt gelogen, tegen de Amerikanen, maar ook tegen bondgenoten als Nederland.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
11-11-2006

« Terug naar het overzicht