Voorwoord bij 'Hoe de wereld in elkaar zit'

 

Van een column staat alleen de lengte vast. Hij beslaat één kolom van boven naar beneden in een krant van normaal formaat, zoals een sonnet veertien regels telt. Het aantal woorden dat daar in past is afhankelijk van lettergrootte en opmaak, maar bedraagt meestal niet meer dan 900 en niet minder dan 700. De column dient daarnaast regelmatig, bij voorkeur wekelijks, te verschijnen.

            De rest is vrij, en van die vrijheid heb ik ruimschoots gebruikt gemaakt sinds ik 25 jaar geleden door Het Parool werd uitgenodigd een wekelijkse column te schrijven. Vrij ben ik ook altijd geweest in de keuze van mijn onderwerpen, hoewel de verwachting van opeenvolgende hoofdredacteuren wel was dat ik het vooral over politieke thema’s zou hebben, een verwachting die een min of meer officieel karakter heeft gekregen sinds ik in het colofon van de krant ben opgenomen als ‘columnist (politiek)’.

            Maar ‘politiek’ heb ik altijd in brede zin opgevat en daarnaast heb ik ook altijd geschreven over maatschappij en cultuur, variërend van de markt in bloed en de politieke fotografie van Erich Salomon tot het ‘constructieve onderwijsbeleid’  van opeenvolgende Nederlandse regeringen en de relatie tussen de Centrumpartij en de politieke filosoof Thomas Hobbes. De positie die ik daarbij heb gekozen is die van de afstandelijke beschouwer, die analyse vooraf laat gaan aan oordeel. Dit sluit betrokkenheid allerminst uit en de aard van de column maakt het mogelijk, anders dan in verslaggeving of wetenschappelijke publicaties, eigen ervaringen aan te voeren ter ondersteuning van in te nemen standpunten. Want dat is een noodzakelijk element in een column: hij moet uitlopen op een standpuntbepaling, ook al hoeft die niet altijd met tromgeroffel en paukenslagen te worden geformuleerd.

            Tijd en ruimte beperken de politieke columnist. Hij is verplicht te reageren op de actualiteit en dat te doen in weinig woorden. Indien geslaagd gaat het om essayistiek op de korte baan –  want voor de langere bestaat steeds minder ruimte. De beperking in ruimte heeft als voordeel de noodzaak van puntige informatie en argumentatie. Het tijdgebonden karakter maakt columns in eerste instantie tot wegwerpartikelen, net als de krant waarin ze zijn afgedrukt. Maar ook dit nadeel heeft een voordeel: na verloop van tijd winnen ze weer aan belang als tijdsbeeld, als documentatie van het verleden. De kranten die aan kattenbak, het verpakken van vis en de inzameling van oud papier zijn ontsnapt, leven voort in archieven en bibliotheken als bronnenmateriaal voor historici en journalisten.

            Als het gaat om de bundeling van columns, moet de auteur zich niettemin afvragen wat van zijn kwart eeuw voortgezette ‘muiterij tegen het etmaal’ (Vestdijk) na verloop van tijd overeind is gebleven. Bij het selecteren van zo’n negentig columns uit de meer dan de 1250 die ik vanaf 8 november 1979 voor Het Parool (en later ook voor De Gelderlander) schreef,  heb ik uiteenlopende criteria gebruikt zonder op consistentie uit te zijn. Voorop stond vanzelfsprekend dat ze lezenswaard moeten zijn. Maar soms zijn ze geselecteerd op grond van hun datering en soms juist omdat de datering er niet toe doet. Al deze columns zijn geschreven als reactie op wat toen actueel was, maar actualiteit kan tot heel verschillende soorten reacties leiden. Soms een rechtstreeks politiek commentaar, waarvan de registratie achteraf duidelijk maakt dat er over allerlei politieke kwesties in Nederland al lang geleden dingen geschreven werden waarvan het sinds een paar jaar heet dat ze nooit eerder gezegd mochten worden. Soms omdat ze een tijdsbeeld geven dat alweer vergeten dreigt te worden -  hoe lang wordt in de Nederlandse politiek al niet gebekvecht over ‘politieke  vernieuwing’ zonder dat de bekvechters enig benul aan de dag leggen van wat daarover in een vorige ronde te berde is gebracht?

             De verplichting te reageren op de actualiteit – of wat daarvoor doorgaat – heeft bij mij vaak geleid tot reflectie op de historische context. Misschien levert dit boek aldus een tijdsbeeld op, maar dan wel een heel eigenaardig en persoonlijk getint beeld. Het is geen kroniek van 25 jaar, maar een gevarieerde selectie uit zo’n denkbeeldige kroniek.

            Ik heb de tekst slechts aangepast waar het stijl- en drukfouten in de oorspronkelijke artikelen betrof, en waar sprake was van herhaling of inmiddels onbegrijpelijk geworden verwijzingen naar de toenmalige actualiteit. Zoals gezegd heb ik niet gestreefd naar representativiteit in tijd en onderwerp. Bovendien zijn mijn colums over Marx, bij zijn honderdste sterfdag (1983), en over  het ‘kruisraketten’-debat gepubliceerd in Een frisgewassen doedelzak (1988); die over de oorlog in voormalig Joegoslavië en de internationale politiek in Verraad op de Balkan (1996) en vele andere in Tegen het vergeten (1997). De selectie komt voor mijn rekening, maar ik ben mijn zuster Greetje en Frans Becker dankbaar voor hun kritische hulp bij de voorselectie.

’s-Gravenhage,  1 oktober  2004

Auteur
Bart Tromp
Datum verschijning
01-10-2004

« Terug naar het overzicht