Van WUB naar MUB

VIJFENTWINTIG jaar geleden stemde de PvdA in de Tweede Kamer tegen de Wet Universitaire Bestuursvorm (WUB), omdat ze vond dat die wet niet ver genoeg ging in de mogelijkheden tot medebeslissingsrecht van studenten. Deze week verdedigt PvdA-minister Ritzen een wetsontwerp dat een eind maakt aan de universitaire democratie.

Zijn voorstellen daartoe vinden geen basis in het verkiezingsprogramma van zijn partij en evenmin in het regeerakkoord van dit kabinet. Maar dat is niets bijzonders. Onder de laatste kabinetten is de politieke democratie in Nederland steeds meer uitgehold tot het recht je stem op een partijlijst uit te brengen. Wat die partijen en de erdoor aangewezen bewindslieden vervolgens doen, is hun zaak. Daar hebben de kiezers en burgers niets mee te maken. Het laatste wat je kan verwachten is dat het verkiezingsprogramma van een partij een zekere gids is voor wat de bewindslieden en kamerleden van die partij feitelijk ondernemen.

De nieuwe wet heet Modernisering Universitaire Bestuursstructuur (MUB). Zover is het nu gekomen, dat zelfs de titels van wetten al gebruikt worden voor sluikreclame. 'Modernisering' is immers een woord dat tegenover 'ouderwets' en 'achterhaald' staat. Maar voorzover de MUB het terugdringen van democratie en het invoeren van een hierarchisch bestuurssysteem inhoudt, is er helemaal niets moderns aan. De MUB is een stap terug.

De nieuwe wet legt het model van de negentiende-eeuwse fabriek op aan universiteiten. Het twintigste-eeuwse aspect is, dat deze fabrieken allemaal genationaliseerd zijn en bestuurd worden door het ministerie, een organisatievorm die jarenlang op zijn waarde is beproefd aan gene zijde van het voormalige IJzeren Gordijn.

Het onderwijs in het algemeen en de universiteiten in het bijzonder vormen nog steeds (en zelfs steeds meer) de 'Sovjetzone' van de Nederlandse samenleving. Nergens anders wordt gedaan alsof een minister en een ministerie van bovenaf, door middel van een onophoudelijk bombardement van nota's, directieven en andere instrumenten van 'beleid', de maatschappelijke werkelijkheid naar hun wil kunnen boetseren.

Toen de Sovjet-Unie uiteindelijk aan zichzelf bezweek, waren in de gecollectiviseerde Sovjet-Russische landbouw evenveel ambtenaren als boeren werkzaam. In de volgens dezelfde bestuurlijke beginselen georganiseerde Nederlandse universiteiten bestaat al minder dan vijftig procent van het personeel uit wetenschapsbeoefenaren en groeit het aantal beleidsambtenaren sinds jaar en dag, het onvermijdelijk gevolg van de wijze waarop de boys in Zoetermeer de universiteiten 'op afstand' zichzelf laten besturen. Dat dit tot trage en onduidelijke besluitvorming leidt, is al even onvermijdelijk.

Het is dan ook niets minder dan een gotspe om het voor te stellen alsof de zwakheden van de universitaire bestuursstructuur te wijten zijn aan de democratisch gekozen universiteits- en faculteitsraden en aan het feit dat daarin ook studenten zitten. Ja, er is een tijd geweest dat dit wel zo was. Maar die tijd ligt al een kleine twintig jaar achter ons. De uitwassen van de universitaire democratisering hebben al voor het begin van de jaren tachtig plaats gemaakt voor de nog steeds groeiende en veel grotere uitwassen van de onderwijsbureaucratisering.

Toch is de hinder van democratie het voornaamste argument waarmee minister Ritzen zijn MUB verdedigt. Hij wordt daarin bijgevallen door universitaire bestuurders en hoogleraren. Maar wie de discussie heeft gevolgd, kan maar een ding constateren: noch Ritzen, noch zijn medestanders hebben ook maar een concreet voorbeeld aangevoerd van universitaire besluitvorming die vertraagd, uitgesteld of desastreus is uitgevallen als gevolg van het medebeslissingsrecht van studenten.

De MUB sluit echter niet alleen de studenten van het bestuur uit, zij doet dat in feite ook met de docenten en onderzoekers. Er moeten 'professionele' bestuurders aan het hoofd van de faculteiten komen te staan, die in hun beslissingen niet gehinderd mogen worden door degenen over wie ze beslissen.

'Professioneel' betekent hier alleen maar, dat zulke mensen de godganse dag niets anders doen dan besturen. Zij geven zelf geen onderwijs en verrichten zelf geen onderzoek. Dit zogenaamd op het bedrijfsleven geente organisatiemodel oogst bij kenners daarvan alleen maar hoongelach. In serieuze grote organisaties is de algemene tendens zo weinig mogelijk hierarchische niveaus te krijgen en de verantwoordelijkheid zoveel mogelijk toe te kennen aan afzonderlijke productie-eenheden.

Het 'constructieve onderwijsbeleid' (zo noemen ze het echt) in Nederland komt sinds zijn introductie, bijna dertig jaar geleden, neer op precies het omgekeerde. Degenen die het eigenlijke werk doen: onderwijzen en onderzoeken, wordt de autonomie om dat te doen afgenomen, ten faveure van een steeds dikkere korst aan 'begeleidende' instanties, politieke hobbyisten (die weer eens een nieuw vak uitvinden, verzorging, zodat gymnasiasten tegenwoordig leren hoe ze hun billen moeten vegen), bureaucraten en beleidsfunctionarissen.

Al jaren staat de zaak volstrekt op zijn kop. In plaats dat het beleid ten dienste staat van het onderwijs (en bij universiteiten ook het onderzoek), worden docenten en onderzoekers gedwongen zich aan te passen aan de eisen van bureaucraten en 'beleidmakers'. De MUB past daar precies in.

Het ergste is nog dat dit zo maar doorgaat: in het parlement wordt onderwijs en wetenschap overgelaten aan 'fractiespecialisten', die de afgelopen kwart eeuw blij blatend achter het ministerie en zijn baas zijn aangehold. Dat zullen zij ook nu wel weer doen. Over een paar jaar zal dan blijken dat de MUB niet goed werkt. En over nog meer jaren zal elke docent en hoogleraar begeleid worden door twee of drie professionele onderwijsbureaucraten, om ervoor te zorgen dat zij of hij 'studeerbaar' les geeft.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
04-09-1996

« Terug naar het overzicht