TOCH MAAR LEVEREN?


De kwestie van het wapenembargo van de Europese Unie tegen de Volksrepubliek China komt zonder twijfel aan de orde bij het Chinees-Europese topoverleg volgende week. Het embargo werd ingesteld na het bloedbad op het Tienanmen-plein in 1989. Met grof militair geweld maakte de Chinese regering toen een eind aan de demonstraties van voornamelijk studenten, die democratisering van de Chinese politik eisten.

Het embargo heeft niet gewerkt. China is allang niet meer de totalitaire heilstaat van Mao Zedong, maar zijn ontwikkeling sinds 1989 toont aan dat ongebreideld kapitalisme heel goed samen gaat met de heerschappij van één partij, en met de veronachtzaming van de rechten van de mens. 

Een groeiend aantal lidstaten van de Europese Unie dringt aan op opheffing van het embargo. Niet omdat het niet heeft gewerkt, maar omdat zij graag wapensystemen willen leveren aan de Volksrepubliek. De wapenindustrie in de EU is aangewezen op export om te kunnen renderen. Naast het Midden-Oosten biedt eigenlijk alleen China een combinatie van koopkracht en interesse. Vol spijt is in sommige Europese hoofdsteden geconstateerd dat vooral Rusland heeft geprofiteerd van het embargo, ook al is de Volksrepubliek ontevreden over het feit dat Rusland weigert hoogwaardige wapentechnologie te leveren. Duitsland wil graag onderzeeboten leveren, Frankrijk Mirage-vliegtuigen.

Aldus is sprake van een ferme druk om tot opheffing van het embargo over te gaan, waarbij de Scandinavische lidstaten en Nederland tot nu toe echter dwars lagen, voornamelijk op basis van het feit dat in de Volksrepubliek nauwelijks sprake is van verbetering in het naleven van de rechten van de mens. Zonderling genoeg heeft minister Bot van Buitenlandse Zaken afgelopen week echter gesuggereerd dat Nederland alsnog geporteerd is voor opheffing van het embargo. Het kan zijn dat hij dit heeft gedaan, omdat Nederland nu het voorzitterschap van de EU bekleedt. In deze positie is het niet leuk een afwijkende mening te moeten innemen of deze juist te moeten verloochenen. Bovendien is deze verandering van standpunt niet relevant, zolang de andere nee-zeggers daarin volharden. Volgens de nu geldende regels kan het embargo alleen maar bij unanimiteit onder de lidstaten worden opgeheven.

Uiteindelijk gaat het hier echter om een kwestie die de economie van wapenhandel overstijgt. De Verenigde Staten zijn mordicus tegen opheffing van het embargo. Zij willen niet dat de Volksrepubliek de beschikking krijgt over wapentuig waarmee deze Taiwan, in de opvatting van Peking intrinsiek onderdeel van China, kan veroveren door de bij verdrag vastgelegde Amerikaanse militaire bescherming van de eilandstaat te neutraliseren. 

Daar staat tegenover het Franse standpunt dat een Chinees-Franse toenadering enigszins een tegenwicht kan vormen tegen de langzamerhand onverdragelijk geachte Amerikaanse arrogantie, een karakteristiek voorbeeld van de wijze waarop de Franse diplomatie er nog altijd van uit gaat dat Parijs voor Europa spreekt. Daaraan hebben wij iets schilderachtigs als gezamenlijk militaire oefeningen van China en Frankrijk in de Zuid-Chinese Zee aan te danken.

Maar er is nog een derde, in Europa meestal veronachtzaamde dimensie, aan deze kwestie te onderkennen. Dat is de ongemakkelijke positie van Japan. Net als Taiwan is het aangewezen op een Amerikaanse veiligheidsgarantie. De Chinees-Japanse betrekkingen zijn even intensief als dubbelzinnig. Anti-Japan-sentimenten zijn in China van dezelfde goedkope en gemakzuchtige aard als anti-Duitse in Nederland. Er zijn ook reële spanningen. De ongelofelijke Chinese economische groei van de laatste jaren vertaalt zich onder andere in een toenemende vraag naar olie, een grondstof waar het Rijk van het Midden even arm aan is als Japan. In de zeeën die de beide landen scheiden lijkt deze echter ruim voorradig te zijn. 

Dit leidt tot rivaliserende en conflicterende aanspraken over wie in welke zones mag boren en de daar aangetroffen olie exploiteren. In een aantal gevallen lijkt het erop dat de Volksrepubliek faits accomplis tracht te scheppen, in andere heeft Japans optreden dat verijdelt. Van diplomatieke manoeuvres om tot een redelijk compromis te komen is tot nu toe niets te bespeuren. 

In deze situatie kan een opheffing van het wapenembargo door de Europese Unie alleen maar negatief werken. De onder president Bush jr gegroeide kloof tussen de meeste lidstaten en de Verenigde Staten zou er alleen maar door vergroot worden, zonder dat daar een aanwijsbaar voordeel voor de EU uit voortvloeit. Japan zou er onnodig mee geschoffeerd worden.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
04-12-2004

« Terug naar het overzicht