Tamelijk uitzichtloos

Elsevier, 24-04-2004

Een politiek commentator heeft niet de waarheid in pact, maar probeert door analyse tot zo betrouwbaar mogelijke schattingen te komen. Die analyse hoort niet alleen op feiten te zijn gebaseerd, maar ook gevoed te worden door historische en vergelijkende kennis, en te stoelen op breed oordeelsvermogen. Dit zijn mijn geloofsbrieven en op grond daarvan heb ik in de afgelopen twee jaar in naar voren gebracht dat het uiterst onwaarschijnlijk was dat Irak over ‘massavernietigingswapens’ beschikte, dat een Brits-Amerikaanse oorlog tegen het Irak van Saddam Hoessein ertoe zou leiden dat deze overwinnaars als bevrijders zouden worden gevierd en dat vervolgens een democratisch Irak uit de grond zou kunnen worden gestampt. Maar ook dat de bezetting van Irak ten koste zou gaan van de vervolging van Osama bin Laden en de Al Qai’da-organisatie en dat zo’n oorlog niets bij zou dragen aan een oplossing van het Israelisch-Arabische conflict en aan de democratisering van het Midden –Oosten.

Op al deze punten heb ik pijnlijk gelijk gekregen – de woedende reacties van sommige lezers dat ik er helemaal naast zat zijn dan ook allang tot nul verschrompeld – maar zij vormen nog steeds de kern van de buitenlandse politiek van president Bush jr. Daar houdt hij aan vast. Ongelijk erkennen, fouten toegeven, verontschuldigingen aanbieden voor zijn mislukte oorlog tegen Irak en zijn volledige onderschatting van de dreiging die tot de aanslagen van 11 september leidden – dat beschouwt hij als hij als teken van zwakheid. Het Witte Huis wordt bewoond door een man die alleen in zichzelf en de belangen van zijn geldschieters geïnteresseerd is.

Een man van formaat zou nu hetzelfde hebben gedaan als president Johnson in maart 1968 deed: zichzelf uitsluiten van een nieuwe termijn om daarmee duidelijk te maken dat zijn beleid enkel en alleen gericht was op het staatsbelang, en niet op zijn herverkiezing. In januari vorig jaar waarschuwde ik voor een oorlog tegen Irak zoals toen door Bush jr en Blair beraamd werd, zonder internationale steun, zonder legitimering door de VN. Ik gebruikte toen het voorbeeld van de Britse poging in 1920 de toen bedachte staat onder eigen controle (‘mandaatgebied’van de Volkerenbond) te organiseren en riep in herinnering dat dit vrijwel direct tot vrij algemene rebellie tegen de Westerse overheerser leidde, hoe heterogeen de nieuwe staat ook mocht zijn.

‘Wij kunnen het land niet achterlaten in de chaos die wij hier teweeg hebben gebracht’, schreef de belangrijkste adviseuse na een klein jaar aan de Britse Hoge Commissaris in Bagdad. Dat citaat gebruikte ik hier waarschuwend op 25 januari 2003. De Britten wisten na twee jaar het land te pacificeren, nadat de minister van Koloniën, Winston Churchill, de RAF gifgas had laten gebruiken tegen opstandige stammen. Churchill is het grote voorbeeld voor Bush en Blair, maar dit weinig bekende wapenfeit van de grote oorlogsleider lijkt mij niet voor navolging vatbaar. Een jaar nadat Bush jr de oorlog officieel voor geëindigd verklaarde, is chaos de toestand waarin Irak zich bevindt.

Het Amerikaanse bewind heeft helemaal niet tot pacificatie geleid, laat staan tot een basis voor democratische verhoudingen. Alleen in het noorden, waar de Koerden zich koesteren in semi-onafhankelijkheid, is sprake van rust en orde. Maar dat was ook al zo vóór de oorlog. Op 30 juni dragen de VS ‘volgens plan’de soevereiniteit over aan een Iraakse instantie, waarvan niemand nu weet wie dat zou kunnen zijn. De bestaande regeringsraad heeft geen enkele gezag.

De door de VS opgeleide politie en legereenheden blijken zowel onbetrouwbaar als niet op hun taak berekend. Wel staat vast dat de ‘overdracht’ van de macht niet veel voor staat. Politiek, militair en economisch zal Irak een Amerikaans wingewest zijn. Het eerste wat zo’n Iraakse regering mag doen is de VS toestemming verlenen een Amerikaanse legermacht te stationeren in de enorme bases die nu voor dit doel worden aangelegd.

De voortgezette Amerikaanse bezetting biedt geen enkele uitzicht op een vreedzaam Irak. Hoe serieus inmiddels de Nederlandse regering de soevereiniteitsoverdracht over twee maanden neemt, blijkt uit het feit dat voortzetting van de stationering Nederlandse troepen als onderdeel van Amerikaans-Britse bezettingsmacht in alle ernst overwogen wordt, zonder ervan uit te gaan dat dit toch alleen maar op verzoek en met instemming van de onafhankelijke regering van Irak kan.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
24-04-2004

« Terug naar het overzicht