Een Franse boodschap


Elsevier  03-02-2005

De ambassadeur van Frankrijk in ons land, Anne Gazeau-Secret, bleef langer dan de gebruikelijke drie jaar, omdat Parijs het niet verstandig vond tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie in Den Haag vertegenwoordigd te zijn door een nieuwkomer. Maar nu is ze toch echt vertrokken. Drie weken geleden nam ik afscheid van haar en bij die gelegenheid heb ik moeten beloven hier commentaar te leveren op het artikel dat ze in Trouw zou publiceren. Dit verscheen op op 22 januari onder de titel ‘Vaarwel Nederland’.

Daarin beschreef zij Nederland als ‘een proefstation in Europa voor maatschappelijke vraagstukken’. Zij verwees naar kwesties als euthanasie, drugsbeleid en homohuwelijk, maar vooral naar wat zij ‘het maatschappelijk verdrag’ noemde, het imaginaire verdrag dat burger en staat wederzijds bindt. Dit vergt een nieuwe definitie nu populisme en islamitisch fundamentalisme de vrijheid van meningsuiting, misschien zelfs van denken, en de rechten van vrouwen in Europese landen zo bedreigen dat de democratie gevaar loopt. 

In deze kwestie is Nederland een frontstaat geworden. Volgens de ambassadeur dient er op twee niveau’s gehandeld te worden. Allereerst moet het terrorisme doeltreffend bestreden worden. In de tweede plaats is een actief integratiebeleid voor jonge moslims nodig. Wat betreft het eerste punt laat zij niet na een steek uit te delen. ‘Nemen wij wel genoeg voorzorgsmaatregelen, voordat wij aan sommige mediagenieke predikers het woord geven in goedbedoelde debatten? Zijn wij ons bewust van het feit dat zij met twee monden spreken naar gelang hun publiek en dat zij in werkelijkheid de ideologie voor staan van de Tawheed?’ Dat is een verwijzing naar het optreden van de Franse islamiet Tariq Ramadan op een officiële Nederlandse bijeenkomst, tegen wiens uitnodiging de Franse Ambassade in een ongebruikelijke stap waarschuwde.

Anne Gazeau-Secret zou geen vertegenwoordiger van Frankrijk zijn geweest als ze niet op diplomatieke wijze het Nederlandse integratiebeleid met het Franse had geconfronteerd. Zij keert zich tegen wat zij het Nederlandse communautarisme noemt, volgens welke afzonderlijke etnische of culturele groepen een eigen in zichzelf gekeerde gemeenschap op moeten kunnen bouwen. Daartegenover stelt zij de strikte scheiding tussen kerk en staat en het primaat van de individuele staatsburger boven allerlei groepen, kort samengevat als laïcité. Dat er voor ‘laïcité’ geen goede Nederlandse vertaling bestaat, trouwens ook geen Duitse of Engelse, wijst er op dat het hier om een kenmerkend Frans begrip gaat. Als voorloper van deze laïciteit noemt zij terecht Spinoza, ‘op wie Nederland trots zouden moeten zijn, ook al zijn diens verdedigers, de gebroeders De Witt, gelyncht door hun politieke tegenstanders’. Goed gesproken! Dit neemt echter niet weg dat de scheiding tussen kerk en staat ook op een andere wijze dan de Franse gestalte kan krijgen, en in Nederland langer bestaat dan in Frankrijk.

Die scheiding is maar ten dele een product van de Verlichting, en misschien gaat het ook niet zozeer om de scheiding tussen religie en politiek als om de uiteindelijke onderschikking van de eerste aan de tweede. De theoretische basis daarvan werd gelegd in het door godsdienstoorlogen verscheurde Frankrijk van de zestiende eeuw, waar religie de politiek bepaalde. Maar een aantal gematigde katholieken kwam tot de conclusie dat het van staatswege opleggen van de winnende religie tot een oneindige burgeroorlog zou leiden. De rechtsgeleerde Jean Bodin was hun voornaamste theoreticus. Hij ontwikkelde een opvatting van de soevereiniteit van de staat waarin deze zelf geen religieuze kleur had. Vrijheid van godsdienst was in deze opvatting mogelijk zolang deze geen inbreuk maakte op die soevereiniteit. 

Deze gematigden werden zowel door de protestantse als door de katholieke partij met minachting beschouwd. Dat kwam tot uiting in de naam die ze kregen: les politiques, mensen die de staat belangrijker vonden dan het eeuwige heil. Dit is de oorsprong van het moderne woord ‘politiek’ – een scheldwoord. Maar als de uitvinding van dit begrip een Franse aangelegenheid is geweest, dan is het toch Willem van Oranje die deze als eerste toepaste (en toen dan ook bekend kwam te staan als de eerste en ergste ‘politique’) . 

Deze gemeenschappelijke erfenis is relevant in een situatie waarin terroristen zich beroepen op een heilsleer die de wet en het recht van de staat waarin zij leven niet erkent..

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
03-02-2005

« Terug naar het overzicht