De toekomst van Kosovo.


Elsevier 19-02-05

Over niet veel meer dan een maand breekt in Kosovo de lente uit – van oudsher het jaargetijde voor geweld. Het is nu bijna zes jaar geleden dat een luchtoorlog van de NAVO tegen Servië resulteerde in de feitelijke losmaking van de provincie Kosovo uit het Servisch staatsverband. Sindsdien wordt Kosovo bestuurd en beheerd onder auspiciën van de ‘United Nations Mission in Kosovo’, UNMIK, die onder andere beschikt over een internationale politiemacht van bijna 4500 man. Daarnaast is er een internationaal garnizoen van bijna 17000 man gelegerd, Kosovo Force, KFOR, die op basis van een VN-mandaat door de NAVO wordt geleid. 

Feitelijk is Kosovo een mandaat-gebied van de Verenigde Naties geworden, in afwachting van zijn definitieve status. Er zijn vier mogelijkheden. In de eerste plaats kan Kosovo op een of andere manier terugkeren in de Servisch-Montenegrijnse federatie (‘Klein-Joegoslavië’). 

Kosovo werd in de Eerste Balkanoorlog door Servië veroverd op het Osmaanse Rijk. Hoewel de verovering nooit bij een vredesverdrag is geregeld, is het deel gaan uitmaken van Joegoslavië toen dat in 1918 tot stand kwam. Het is echter door de Serviërs altijd behandeld als een kolonie, nooit als een volwaardige landsdeel. Tito gaf de provincie bij de grondwet van 1974 een autonome status, waaraan Milosevic in 1989 echter een eind maakte. 

90% van de bevolking bestaat uit Kosovaren die zich jarenlang lijdelijk tegen de Servische overheersing verzetten, zonder enig resultaat te boeken of steun van de ‘internationale gemeenschap’ te ondervinden. Toen aan het eind van de jaren negentig vervolgens een gewapende verzetsbeweging opkwam, begon Milosevic een schrikbewind dat tienduizenden Kosovaren op de vlucht joeg, aanleiding voor de NAVO om uiteindelijk in te grijpen. 

In de afgelopen jaren is de vijandigheid tussen de kleine Servische minderheid en de meerderheid van de Kosovaren toegenomen. Hereniging met Klein-Joegoslavië zou zonder twijfel tot verzet op grote schaal van de laatsten leiden. 

De tweede mogelijkheid is vereniging van Kosovo met Albanië, een optie die zijn logica vindt in de gemeenschappelijk taal en cultuur van Albanezen en Kosovaren. Toen Albanië na de Eerste Balkanoorlog in het leven werd geroepen, was eigenlijk alleen het feit dat Kosovo net veroverd was door Servische troepen de voornaamste reden dat het geen deel is gaan uitmaken van de nieuwe staat. Maar zo’n Groot-Albanië is onaanvaardbaar voor buurlanden als Klein-Joegoslavië en Macedonië, omdat het de fragiele etnische evenwichten zou ondermijnen. 

De derde mogelijkheid is de verdeling van Kosovo. De voornamelijk door Serviërs bewoonde strook, waar zich ook de voornaamste historische plaatsen uit de Servische mythologie bevinden, zou naar Servië kunnen gaan, de rest naar Albanië. Maar ook dat zou een recept voor een nieuwe ronde van geweld en etnische zuivering zijn en geenszins tot een stabiele situatie leiden.

Dan blijft nog maar één optie over: een onafhankelijk Kosovo, hoe onwenselijk een nieuwe dwergstaat erbij op de Balkan ook mag zijn. Dat is de optie waar de Internationale Crisis Groep (ICG) in een recent rapport voor pleit, onder een groot aantal voorwaarden. De bescherming van de rechten van minderheden is daarvan de voornaamste.

De ICG wijst erop dat het zo niet veel langer door kan gaan in Kosovo. De onrust onder de Kosovaren neemt gaandeweg toe, het gezag van UNMIK is tanende. De bevolking verwacht dat er dit jaar eindelijk een beslissing wordt genomen over de uiteindelijke status van het land, ze is in grote meerderheid geporteerd voor onafhankelijkheid en dreigt die eenzijdig af te dwingen als deze niet door de internationale gemeenschap wordt geregeld. De ICG wijst erop dat een eenzijdige onafhankelijkdheidsverklaring niet veel goeds belooft voor de Servische minderheid. 

Vanaf 1992 heeft de net opgerichte Europese Unie de regie over het Europese beleid inzake voormalig Joegoslavië eerst stilzwijgend overgelaten aan Groot-Brittannië en Frankrijk, die een verholen pro-Servische politiek volgden totdat deze met Srebrenica op een fiasco uit was gelopen. Daarvoor al had de EU zichzelf opnieuw buiten spel laten zetten door een ad hoc bijeengeroepen ‘Contactgroep’ (Groot-Brittannië, Duitsland, Verenigde Staten, Frankrijk, Rusland en Italië.) 

Nu de kwestie Kosovo in een beslissend stadium komt, zou de EU eindelijk eens zijn pretenties over een gemeenschappelijke buitenlandse politiek waar moeten maken. Het advies van de ICC moet daarbij leidraad zijn. 

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
19-02-2005

« Terug naar het overzicht