Tien winnaars in Irak ; Naarmate de VS verder wegzakt in het woestijnzand, kunnen arabische dictators steeds opgeluchter ademhalen.

 

 Een half jaar geleden verwierp president Bush jr. het rapport van de commissie-Baker-Hamilton, dat hem een zo ordelijk mogelijke aftocht uit Irak bood. De aftocht is echter de moeilijkste manoeuvre voor een politicus, en vergt meer moed dan enige andere beslissing.

 Bush is verstandig noch moedig. Hij koos voor de vlucht voorwaarts: een halfgaar 'plan voor de overwinning', afkomstig uit het American Enterprise Institute. 'The surge' heeft de neerwaartse spiraal voor de Amerikanen niet kunnen stoppen. Het duurt nog een paar maanden voordat de mislukking ervan ook officieel onomstotelijk vaststaat.

 Wie winnaars in de langste oorlog uit de Amerikaanse geschiedenis zijn, staat inmiddels vast. In het maart-april nummer van Foreign Policy zijn er tien uitgelicht, door tien verschillende auteurs:

 1. Iran. Het nieuwe, democratische Irak moest een bedreiging van de theocratie in Iran vormen. In plaats daarvan heeft de oorlog grote delen van Irak onder Iraanse invloed gebracht en is de positie van Iran in het Midden-Oosten ongekend versterkt.

 2. Moktada al-Sadr. Toen Bagdad in 2003 viel, was hij een obscure geestelijke. Nu beheerst hij een van de grootste facties in het Iraakse parlement, beschikt over de grootste gewapende macht in Irak en is hij de kampioen van de arme sjiieten; de machtigste man in Irak.

 3. Al Qaida. Toen Blair en Bush Irak binnenvielen, was de organisatie op sterven na dood. Dankzij de oorlog is haar nieuw leven ingeblazen en is Irak, naast Afghanistan, de belangrijkste thuisbasis van een hele nieuwe generatie, door de oorlog aangetrokken, terroristen.

 4. Samuel Huntington, auteur van Botsende beschavingen (The clash of civilizations). Dankzij de oorlog in Irak zijn steeds meer Amerikanen gaan geloven dat de islam een gewelddadige godsdienst is, antiwesters en onverenigbaar met democratie.

 5. China. De oorlog in Irak verzwakt macht en prestige van de Verenigde Staten. Dat geeft China de kans zich als vreedzame grote mogendheid te profileren, waarvan het programma voor een 'harmonieuze wereldorde' scherp contrasteert met het militaire unilateralisme van Bush jr. Bovendien is de geloofwaardigheid van een Amerikaanse militaire verdediging van Taiwan ernstig afgenomen.

 6. Arabische dictators. Naarmate de VS verder wegzakt in het woestijnzand, kunnen Arabische dictators, vooral die in Egypte en Saoedi-Arabie, steeds opgeluchter ademhalen. Zolang ze de VS blijven steunen, al is het maar in naam, hoeven ze zich geen zorgen meer te maken over Amerikaanse druk om tot politieke hervormingen over te gaan. De democratisering van het Midden-Oosten is geen aantrekkelijk programma meer.

 7. De olieprijs. Vlak voor de invasie van Irak kostte een vat ruwe olie dertig dollar. In de drie jaar erna is de prijs meer dan verdubbeld. Niet alleen omdat de verwachte opleving van de Iraakse productie is uitgebleven, maar vooral omdat de oorlog een goed voorwendsel was om de productie elders te verminderen en de prijzen te verhogen.

 8. De Verenigde Naties. De oorlog werd begonnen buiten de VN om. Neoconservatieve optimisten schreven in 2003 dat de VN achterhaald was. De Verenigde Staten kon de wereld in zijn eentje aan; goed voorbeeld zou vanzelf tot goed volgen door de rest leiden. Inmiddels is zelfs tot Washington doorgedrongen dat de VN uniek is als het gaat om het verschaffen van internationale legitimiteit, en daarnaast veel betere papieren heeft dan de VS voor 'nation building' en vredeshandhaving.

 9. Het 'oude Europa'. Zo noemde de voormalige Amerikaanse minister van Defensie Donald Rumsfeld het, toen Frankrijk en Duitsland niet alleen weigerden mee te doen met de oorlog, maar ook waarschuwden dat deze gedoemd was te mislukken, omdat democratie in Irak niet met behulp van M-1 Abrahamstanks kon worden gevestigd. In Washington dreef de minachting voor deze waarschuwingen maanden door de gangen van het Capitool en het Witte Huis. Maar Chirac en Schroeder hadden gelijk.

 10. Israel. De eliminatie van Saddam Hoessein betekende niet alleen het einde van een Iraakse bedreiging van Israel, maar droeg er volgens de (Israelische) auteur van deze passage aan bij dat de Libische leider Kadaffi zijn nucleaire program opgaf.

 Maar aangezien Irak geen massavernietigingswapens bezat, vormde het ook geen bedreiging voor Israel, en Kadaffi's beslissing was het resultaat van diplomatie met het 'oude Europa'. De winst voor Israel is de vrije hand die het van Washington kreeg ten aanzien van de Palestijnen.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
14-06-2007

« Terug naar het overzicht