Zwakker Nederland


Elsevier 14-10-2003

De bezuinigingen op defensie waren al ver vóór Prinsjesdag aangekondigd, maar nu liggen de voornemens formeel vast. Sprake is van in omvang ongekende ingrepen. In de media spreekt men van het opgeven van de ‘kaasschaaf’. Nederland bezuinigt immers al sinds het einde van de Koude Oorlog op defensie, ogenschijnlijk mondjesmaat.  Maar de gelijkenis van de kaasschaaf is misleidend. Als je doorgaat met schaven is het resultaat hetzelfde als wanneer in één keer een dikke plak wordt afgesneden.

Het schaven in de afgelopen vijftien jaar viel samen met de transformatie van de krijgsmacht van een organisatie voor territoriale defensie in bondgenootschappelijk verband tegen mogelijke agressie van de kant van de Sovjet-Unie tot een instrument van buitenlandse politiek bij wat tamelijk eufemistisch ‘crisisbeheersing’ heet.

Treurig genoeg is deze fundamentele verandering gepaard gegaan met het vrijwel verdwijnen van een inhoudelijke politieke bezinning op de toekomst van de krijgsmacht bij de grote politieke partijen. In de afgelopen tien jaar kwam alleen de PvdA met een eigen, goed onderbouwde defensienota (die overigens politiek geen enkel effect sorteerde).

Dit gebrek aan interesse kwam tot uiting in de willekeur waarmee bij opeenvolgende verkiezingen bezuinigingsbedragen werden opgesomd. Partijen die daar eerst in hun verkiezingsprogramma niet van wilden weten, kwamen vier jaar later zonder enige argumentatie met vergaande bezuinigingen.

Wil Nederland internationaal meetellen, dan is een redelijke defensie-inspanning noodzakelijk. Over wat ‘redelijk’ is zijn twee criteria internationaal vrij algemeen geaccepteerd. Het eerste zijn defensie-uitgaven als percentage van het bruto nationaal product (BNP). Wie dat over de tijd naloopt ziet een eigenaardige curve. Naarmate wij welvarender zijn geworden geven wij minder uit aan defensie. In de arme jaren vijftig beliep het percentage rond de acht procent. In de jaren zeventig was dat al meer dan gehalveerd en in de eindfase van de Koude Oorlog trachtte de NAVO tamelijk wanhopig de lidstaten te bewegen een norm van drie procent in acht te nemen. Nederland haalde dat net niet, maar behoorde toch ook weer niet tot de achterblijvers.

Hoe zit het nu? Terwijl na de val van de Muur het BNP enorm is toegenomen, zijn de defensie-uitgaven als percentage daarvan gedaald. In de NAVO zijn het gek genoeg de armste lidstaten die verhoudingsgewijs het meest spenderen: Turkije (3,92 %) en Griekenland (3,07 %). De Verenigde Staten vormen een categorie op zich: met 3,44 % van hun BNP besteden zij bijna de helft van alle defensie-uitgaven in de wereld. Nederland behoorde – al voor de voorgenomen bezuinigingen.van Balkenende II – tot de achterblijvers in de NAVO, met 1,72 % in 2002.

Maar zulke cijfers zeggen niet alles, omdat ze niet altijd hetzelfde meten. In sommige landen worden bijvoorbeeld de pensioenen van militairen tot de defensie-uitgaven gerekend. Het maakt ook nogal verschil of defensiegelden gespendeerd worden aan rijkverzorgde lunches van vlagofficieren en hun gasten of aan kerosine voor oefenvluchten van jachtvliegtuigen.

Een tweede criterium is dan ook het vermogen om eenheden voor daadwerkelijke militaire operaties in het veld te brengen, of het nu gaat om fregatten, vliegtuigen  dan wel landstrijdkrachten. Op dit criterium scoorde Nederland tot nu toe hoog. Maar de voorgenomen bezuinigingen zullen daaraan afbreuk doen.

Die bezuinigingen zijn door het ministerie op een verstandige wijze uitgewerkt. De minister heeft van de nood een deugd gemaakt door het voor te stellen alsof dit alles een logische gang van zaken is, waarbij dure en nu overbodige capaciteiten worden afgestoten zodat de krijgsmacht beter is toegerust op zijn nieuwe taken. Maar dat is, met permissie, kletspraat.

De militairen hebben trouwhartig en loyaal de bezuinigingsdoelstellingen van deze regering vertaald in ingrijpende maatregelen. De regering is echter tekortgeschoten in haar verantwoordelijkheid en wel in twee opzichten. In de eerste plaats omdat ze door de overmatige omvang van de bezuinigingen de internationale positie van Nederland, in het bijzonder in de NAVO, verzwakt. In de tweede plaats omdat aan deze bezuinigingen alleen financiële argumenten ten grondslag liggen. Het ontbreekt dit kabinet volledig aan een politieke conceptie hoe een Nederlandse krijgsmacht voor de een en twintigste eeuw er op een termijn van, laten we zeggen, tien jaar uit moet zien.

Dit is het gevolg van het verzaken van politieke partijen die hebben nagelaten hierover heldere ideeën te ontwikkelen.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
04-10-2003

« Terug naar het overzicht