Zorgelijke uitkomst


25-06-2005 Elsevier

De zevende toetsingsconferentie over het Nonproliferatieverdrag (zie ook mijn beschouwing in Elsevier van 21 mei) is op helemaal niets uitgelopen. Vier weken vergaderen in New York hebben niet eens een slotverklaring opgeleverd. Tekenend voor de sfeer was dat de eerste twee weken geheel zijn opgegaan aan gesteggel over de agenda. Daarover was in de voorbereiding van de conferentie geen overeenstemming mogelijk gebleken

Deze uitkomst is op zijn zachtst gezegd zorgelijk, want het NPV-verdrag, dat nu veertig jaar oud is, wordt algemeen beschouwd als het belangrijkste internationale instrument om de verspreiding van kernwapens tegen te gaan. In dit opzicht is het nogal succesvol geweest. Sinds het verdrag geldig werd, zijn er maar drie staten met kernwapens bijgekomen, Israel, India en Pakistan. Israel ontkent dat het kernwapens heeft, Pakistan en India pronken juist met het bezit ervan. Geen van drieën heeft het Nonproliferatieverdrag (NPV) getekend.

Noord-Korea is uit het NPV getreden en beweert nu over een kernwapen te beschikken. Iran staat onder verdenking in het geniep aan een kernwapen te werken, een verdenking die vooral gebaseerd is op pogingen uranium te verrijken tot de wapenkwaliteit. Iran zegt dit enkel en alleen te doen ten behoeve van energiewinning, want op termijn zijn de Iraanse oliereserves uitgeput.

Het NPV berust op een afspraak tussen de erkende kernmachten, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Rusland, Frankrijk en China, en de staten zonder kernwapens. De laatsten verplichtten zich die niet te ontwikkelen in ruil voor de toezegging van de eersten dat zij hun nucleaire arsenalen inkrimpen en uiteindelijk afschaffen.

Maar eigenlijk is er geen sprake van dat de kernwapenstaten serieuze pogingen tot nucleaire ontwapening ondernemen. Vóór deze NPV-toetsingsconferentie beriepen de VS zich erop dat zij hun strategische kernkoppen van ongeveer 10.000 tijdens het hoogtepunt van de Koude Oorlog hadden teruggebracht tot 2000-3000 nu, en dat het er op grond van Verdrag van Moskou met de Russische Federatie nog minder zouden worden. Dat maakte niet veel indruk, omdat volgens dit verdrag zulke kernwapens niet worden ontmanteld, maar gebruiksklaar opgeslagen.

Een reële stap op weg naar het verminderen van de dreiging van kernwapens is het Comprehensive Test Ban Treaty, het Alomvattend Kernstopverdrag, dat het nemen van proeven met kernwapens verbiedt.

De eerste die voor zo’n verdrag pleitte was president Eisenhower, in de jaren vijftig. De eerste die het tekende, toen het in 1996 tot stand kwam, was president Clinton. Maar de Amerikaanse Senaat weigert het te ratificeren en de huidige Amerikaanse regering is tegen het verdrag, dat pas in werking treedt als de 44 staten die over nucleaire capaciteit beschikken het hebben geratificeerd. (De ratificatie van het CTBT was een van de algemeen, dus ook door de VS, onderschreven beleidsconclusies van de vorige toetsingsconferentie, in 2000.)

Tijdens deze toetsingsconferentie konden de afgevaardigden in de krant lezen dat de regering Bush het Congres bewerkte om geld beschikbaar te stellen voor de fabricage van een nieuw type kernwapen. Dat versterkte de indruk dat het NPV voor de VS alleen maar interessant is om de nucleiare have nots op hun plaats te houden.

Één van de weinige argumenten die in Washington worden gebruikt om de weerstand tegen het CTBT te rechtvaardigen is dat de uitvoering niet controleerbaar zou zijn. Datzelfde argument brengen de VS in tegen een ander instrument tegen proliferatie, het Fissile Material Cut-off Treaty (FMCT), dat voorziet in een verbod op de productie van splijtbaar materiaal geschikt voor kernwapens. Ook in dit geval was het een Amerikaanse president die als eerste voor zo’n verdrag pleitte (Clinton), maar ook hier is het de huidige Amerikaanse regering die voortgang in deze richting tegenwerkt. Vragen van bondgenoten, inclusief Nederland, naar de precieze gronden op grond waarvan de VS beweren dat zo’n verdrag niet gecontroleerd kan worden, blijven, ondanks regelmatige herinneringsberichten, al tijden onbeantwoord.

De mislukking van de toetsingsconferentie toont aan dat voortgang in de richting van versterking van het nonproliferatieregime alleen maar mogelijk is als de kernwapenstaten duidelijk tonen ernst te maken met de vermindering van hun nucleaire arsenalen. Anders zijn de niet-kernwapenlanden niet bereid zich aan hun deel van de afspraak te houden. Maar juist de grootste kernwapenstaat, de VS, demonstreerde, in het zoveelste blijk van onverstandig unilateralisme, niet in versterking van het NPV geïnteresseerd te zijn. 

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
25-06-2005

« Terug naar het overzicht