ZINLOOS REFERENDUM

Als de uitslag van het raadgevend referendum in Nederland op 1 juni leidt tot afwijzing van het 'Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa' (en als de meerderheid van de Tweede Kamer dit advies overneemt), dan doemt niet het spook van een Europese oorlog op waarmee sommige voorstanders dreigen. Als het verdrag daarentegen wordt aangenomen, zet dat de deur niet open naar een Europese federale 'superstaat', zoals tegenstanders ons willen laten geloven.

Om met het laatste te beginnen: het verdrag bevestigt nog eens dat er geen federale Europese staat komt, omdat voor nationale staten wezenlijke terreinen als veiligheids- en buitenlands beleid niet worden onderworpen aan meerderheidsbesluitvorming. Met andere woorden: daar behoudt elke lidstaat zijn veto.

Afwijzing van het verdrag houdt in dat er niets verandert aan de huidige politiek-juridische structuur van Europa. De bestaande verdragen - deel III van het grondwetsverdrag - blijven gewoon van kracht, evenals de nu bestaande besluitvormingsmechanismen van Raad, Commissie en Parlement. De tamelijk dwaze stemverhouding in de Raad, die Polen en Spanje bijna evenveel stemmen geeft als het in inwonertal twee keer zo grote Duitsland, wordt gehandhaafd - voor zolang het duurt. Want dit rare product van het vorige Europees Verdrag, dat van Nice (2001), is voor de Bondsrepubliek uiteraard niet aanvaardbaar.

Dit is overigens niet het enige punt dat een terugkeer naar de status quo in de Europese Unie onwaarschijnlijk maakt. De factoren die een paar jaar geleden noopten tot de instelling van een 'Conventie' (met als taak een verdrag op te stellen zoals nu voorligt) zijn nog steeds geldig. De 'Conventie' was indertijd een noodgreep, omdat de normale procedure om in de Europese Unie tot aanpassing en verbetering van de Europese afspraken te komen met het Verdrag van Nice min of meer dood was gelopen. Nu zit er niets anders op dan dat uitgesleten pad toch maar weer te bewandelen, in de wetenschap dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat er volkomen andere compromissen zullen worden gesloten dan die tot het grondwetsverdrag hebben geleid.

Kortom, verwerping van het verdrag levert een heleboel bestuurlijke rommel op, die op de een of andere manier moet worden opgeruimd. Maar het verandert de Europese Unie niet in de kern.

Een verwerping van het verdrag zal wel grote politieke gevolgen hebben. Dat geldt vanzelfsprekend allereerst als het referendum op 29 mei in Frankrijk, dat voorafgaat aan dat in Nederland, negatief uitpakt. (Daarna is dat in ons land eigenlijk overbodig, want met een Frans 'nee' is het grondwetsverdrag hoe dan ook van de baan.) Zo'n 'nee' zal worden uitgelegd als bewijs van het feit dat grote delen van de bevolking in de Europese Unie zich hebben gekeerd tegen 'Europa', tegen verdere integratie; als bewijs van het feit dat al te lang het project 'Europa' zich over de hoofden van zijn burgers heen heeft voltrokken.

Dit laatste is natuurlijk waar. De eerste stappen op weg naar Europese integratie hadden heel welbewust een technisch-ambtelijk karakter. De grondleggers van 'Europa' durfden bij de vorming van de Kolen- en Staalgemeenschap niet het risico te lopen dat de bevolking van de twee belangrijkste staten, Frankrijk en Duitsland, vijf jaar na hun derde oorlog binnen een eeuw, niet volmondig in zou stemmen met dit project.

Wanneer in een aantal belangrijke lidstaten het verdrag wordt verworpen, leidt dit onherroepelijk tot een existentiele crisis in de Europese Unie. Het zal moeilijk zijn die te overwinnen, want het vreemde aan dit referendum is dat zowel voor- als tegenstemmen op heel uiteenlopende wijze zijn uit te leggen.

De vraagstelling in een referendum dient richtinggevend te zijn voor wat er op grond van de uitslag moet gebeuren. Daarvan is hier geen sprake. Een 'nee' kan van alles betekenen. In Frankrijk lijkt het debat zich zo te ontwikkelen dat een 'ja' moet worden uitgelegd als bevestiging van de Franse rol in Europa en als een afwijzing van het 'Angelsaksisch' neoliberalisme, waarvan de 'ontwerp-dienstenrichtlijn', erfenis van Europees Commissaris Frits Bolkestein (VVD), nu als aanschouwelijk voorbeeld dienst doet. In Nederland voeren tegenstemmers een veelheid van bezwaren aan, die vaak helemaal niets met elkaar te maken hebben. Dat maakt het onmogelijk om op basis van een meerderheid van neestemmers tot een aanvaardbare wijziging van het verdrag te komen. Daarmee verliest het referendum feitelijk zijn zin.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
14-05-2005

« Terug naar het overzicht