Welbewuste leugens


Elsevier 24-01-2004

President Bush jr begon de oorlog tegen Irak met geen andere motivering dan de onmiddellijke bedreiging van de Verenigde Staten met chemische, biologische en nucleaire wapens door het Irak van Saddam Hoessein en diens samenwerking met Osama bin Laden. 

Nu die massavernietigingswapens niet blijken te bestaan, evenmin als samenwerking tussen Irak en Al Quaida, roepen dezelfde politici en journalisten (ook in Nederland) die een jaar geleden de dreiging van ‘massavernietigingswapens’ als noodzaak voor een oorlog tegen Saddam Hoessein aanvoerden, dat die wapens eigenlijk helemaal niet zo belangrijk waren. Maar enkel en alleen op basis van de dreiging van deze wapens kreeg president Bush jr toestemming van de Amerikaanse volksvertegenwoordiging om een preventieve oorlog te beginnen, op zich al een unicum in een democratie.

Geen wonder dat het rapport van Carnegie Endowment for International Peace over de ‘massavernietigingswapens’ van Irak in de media en de politiek niet veel aandacht heeft gekregen. Het bevat alleen maar onaangename informatie voor al diegenen die klakkeloos in de kwestie Irak achter de Amerikaanse regering aan zijn gelopen.

Na de succesvolle bezetting van Irak hebben Amerikaanse onderzoeksteams alle ruimte gehad om de ‘massavernietigingswapens’ op te sporen, waarvan Bush jr en de zijnen vóór de oorlog zeiden zeker te weten dat ze er waren en waar ze zich bevonden. Er is niets gevonden. In juni beweerde Bush jr dat het bewijs eindelijk daar was: twee mobiele laboratoria voor de vervaardiging van biologische wapens. Nader onderzoek bracht aan het licht dat het ging om installaties voor het opblazen van waarnemingsballons. Een paar maanden later kwam Bush jr met een nieuw bewijs: de vondst van een ampul met een levende stam van dodelijk botuline. De ampul bleek echter botuline b te bevatten, niet geschikt als biologisch wapen, en was in de jaren tachtig door Amerika aan Irak geleverd.

De onderzoekers van de Carnegie Endowment hebben nu zorgvuldig in kaart gebracht wat er vóór president Bush jr tot de oorlog besloot feitelijk bij inlichtingendiensten bekend was over Iraakse ‘massavernietigingswapens’, hoe die kennis door de regering Bush is gebruikt, en wat er achteraf van waar blijkt te zijn geweest.

De Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten beschikten na 1998, toen de wapeninspecties van de VN werden opgeschort, niet over harde gegevens over Iraakse wapenprogramma’s. Hun rapporten berustten voornamelijk op giswerk, waarbij ze de neiging vertoonden het zo somber mogelijk voor te stellen. Maar in het algemeen maakten ze wel duidelijk hoe groot de onzekerheidsmarges waren. De Amerikaanse (en Britse) regering hebben echter systematisch al die onzekerheden, twijfels en voorbehouden genegeerd en het voorgesteld alsof zij zich baseerden op harde, onomstotelijke feiten. Daarbij hebben zij willens en wetens niet alleen alle informatie die niet in hun kraam te pas kwam genegeerd, maar ook welbewust in het klein en groot gelogen. 

In het klein, voorbeeld: volgens de Amerikaanse regering kon Irak de VS bedreigen met onbemande vliegtuigjes, uitgerust met sproei-installaties voor biologische wapens, ‘mits deze vliegtuigjes naar Amerika waren gebracht’. Ze liet achterwege dat dit volgens de Amerikaanse Luchtmacht kletskoek was. In het groot: er was geen enkele aanwijzing dat Irak nog bezig was met een nucleair programma, maar Bush jr en de zijnen beweerden publiekelijk dat Irak een atoombom nagenoeg klaar had.

Het rapport maakt duidelijk dat de VN-inspecties tot 1998 buitengewoon effectief zijn geweest. In tegenstelling tot de Amerikaanse regeringspropaganda hebben ze feitelijk aan de Iraakse productie van ‘massavernietigingswapens’ een eind gemaakt, met gedeeltelijke uitzondering van het programma voor de bouw van geleide wapens. Ook het optreden van de VN-inspecteurs vanaf najaar 2002 is zeer succesvol geweest. Er was geen oorlog nodig om de ‘massavernietigingswapens’ van Saddam Hoessein uit te schakelen. 

Niet alleen bestond er geen enkele aanwijzing dat Saddam Hoessein van plan was massavernietigingswapens aan Al Qaida te leveren – de tweede reden om de oorlog te beginnen - maar wel veel bewijs dat hij daar niet over dacht.

De waarheid is niet links of rechts, niet pro-Amerikaanse of anti-Amerikaans. De waarheid is dat de oorlog is gevoerd op basis van welbewuste en aantoonbare leugens. Leugens van president George Bush jr, leugens van vice-president Dick Cheney, leugens van minister van Defensie Donald Rumsfeld, leugens van minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell., leugens van nationaal veiligheidsadviseur Condoleeza Rice. 

Deze Amerikaanse regering kan nooit meer op haar woord geloofd worden.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
24-01-2004

« Terug naar het overzicht