Weg met de overheid; Amerikaanse politiek De erfenis van Ronald Reagan

Reagan is opgehemeld als de man die de Koude Oorlog beeindigde. Maar zijn daadwerkelijke betekenis is minder bekoorlijk. Bij zijn overlijden is Ronald Reagan, de veertigste president van de Verenigde Staten, alom de hemel in geprezen. Enerzijds als de man die de Koude Oorlog won, anderzijds als degene die een neoliberale ideologie tot de dominante politieke stroming in het Westen wist te maken. De eerste loftuiting getuigt van een immense misvatting van de rol van personen in de politiek. De Sovjet-Unie lag aan het begin van de jaren tachtig op apegapen, zowel als gevolg van de werking van haar politiek-economisch bestel, als van de onder president Truman begonnen westerse indammingspolitiek. Reagan plukte daarvan de vruchten, en vooral dankzij Michail Gorbatsjov had de ondergang een vreedzaam verloop. De tweede loftuiting is daarentegen volledig terecht.

De necrologieen bij zijn verscheiden hadden zich geheel verplaatst in zijn zonnige leefsfeer, waarin optimisme altijd belangrijker was dan de werkelijkheid. Zo werd Reagan opgevoerd als de populairste president sinds de invoering van de opiniepeilingen. Maar dat was hij niet. Dat was William Jefferson Clinton. Het weekblad The Economist, dat Reagan op de voorpagina zette als 'The Man Who Beat Communism', noemde als een van zijn grootste prestaties in 'de strijd tegen het rijk van het kwaad' de plaatsing van middellange nucleaire afstandswapens ('kruisraketten') in Europa, hoewel de beslissing daartoe op het conto van zijn voorganger Jimmy Carter moet worden geschreven. In Vrij Nederland schreef Joshua Livestro dat Reagan in 1984 'de grootste verkiezingsoverwinning uit de geschiedenis' (van de Verenigde Staten, neem ik aan) boekte. Reagan kreeg toen de 59 procent van de opgekomen (53 procent) kiezers achter zich. Dit is onmiskenbaar een minder resultaat dan dat van Lyndon Johnson in 1964: 61 procent, bij een opkomst van 62 procent.

Toegedekt werd in de nabeschouwingen meestal ook de volledige mislukking van Reagans economische politiek. Deze was gebaseerd op de gedachte dat belastingverlagingen zichzelf terug zouden verdienen door de daaruit volgende economische opleving. Maar die trad niet op. Belastingverlaging plus een enorme verhoging van de defensiebegroting leidden tot iets wat het best getypeerd kan worden als 'militaristisch keynesianisme', met als uitkomst het tegengestelde van het neoconservatieve ideaal van een sluitende staatsbegroting. Reagan scheepte de Verenigde Staten juist op met een gigantisch begrotingstekort, dat pas overtroffen zou worden door wat de huidige Amerikaanse president voor elkaar heeft gekregen. Maar anders dan Bush junior was Reagan uiteindelijk verstandig genoeg om dat tekort door middel van belastingverhogingen te lijf te gaan - al hielp dit niet. Zijn beleid leidde ertoe dat de staatsschuld in 1988 drie keer zo groot was als toen hij het presidentschap aanvaardde.

De buitenlandse politiek onder Ronald Reagan was evenmin een succesverhaal, met onder andere een smadelijke terugtocht uit het Midden-Oosten na een zelfmoordaanslag in Beiroet die meer dan tweehonderd Amerikaanse mariniers het leven kostte. Verder een weinig florissante overwinning op de Caribische dwergstaat Grenada en een reeks treurige pogingen rechtse dictaturen in Midden- en Zuid-Amerika in het zadel te houden of te helpen. De ondoordachte Amerikaanse steun aan fundamentalistische tegenstanders van de Russische bezetting van Afghanistan zou het duivelsgebroed van Osama bin Laden tot wasdom brengen. Reagans droom van een wereld waarin de Verenigde Staten niets meer van nucleaire wapens hadden te duchten, leidde tot het Strategic Defense Initiative, 'Star Wars', dat de Amerikaanse defensie-uitgaven nog verder omhoog joeg. Het vermoeden bestaat dat dit de leiders in het Kremlin tot het besef bracht dat de Sovjet-Unie een wapenwedloop op deze schaal niet zou kunnen volhouden en dat 'Star Wars' daarom heeft bijgedragen aan het einde van de Koude Oorlog. Dit is er dan het enige nut van geweest, want het futuristische 'raketschild' is een technologische dagdroom gebleven, waaraan vele tientallen miljarden dollars verspild zijn.

Zo gezien is het niet moeilijk het presidentschap van Ronald Reagan als mislukt te beoordelen, maar dat zou zijn werkelijke politieke betekenis negeren. Die ligt niet in zijn beleid, betoogt de Amerikaanse politicoloog Walter Williams, in Reaganism and the Death of Representative Democracy, maar in het succes van zijn ideologie. Die bestond uit vijf simpele opvattingen. De federale regering is altijd het probleem en nooit de oplossing. Ze moet daarom teruggebracht worden tot functies als defensie en nationale veiligheid (anti-gouvernementalisme). Als de overheid de mensen niet langer verdrukt en de belastingen zijn verlaagd, zullen de Verenigde Staten vanzelf een land van melk en honing worden (grenzeloos optimisme.) De markt reguleert zichzelf namelijk, daarvoor is geen overheidstoezicht nodig (ongebreideld kapitalisme.) Zonder overheidsingrijpen zullen individuen die hun eigen belang nastreven garant staan voor een ongekende welvaartsgroei (individualisme.) Mensen die echter van zulke kansen niet weten te profiteren, verdienen het niet door de overheid geholpen te worden (vertrouwen op eigen kracht.)

Reagan bracht die boodschap op een vriendelijke en overtuigende wijze, zonder zich ooit te verliezen in de politiek-institutionele consequenties die de realisering met zich mee zou brengen. En al helemaal niet met enig besef van de kosten en nadelen. Maar juist die simpelheid bepaalde het succes van zijn boodschap, waarmee hij de politieke filosofie van Roosevelts New Deal, die een halve eeuw dominant is geweest in Amerika, verdrong. Ook een democratische opvolger als Bill Clinton voelde zich gedwongen binnen de door Reagan verzette parameters van de Amerikaanse politiek te blijven, getuige zijn slogan dat het tijdperk van 'Big Government' voorgoed voorbij was.

Big Government! Daar is iedere rechtgeaarde Amerikaan vanzelfsprekend tegen. Vandaar dat iedere kandidaat voor het presidentschap campagne voert als een politieke buitenstaander die in Washington de bende gaat opruimen die politici en bureaucraten daar aanrichten. Maar de Amerikaanse burger heeft geen weet waar het in de federale begroting om gaat. Hij en zij menen dat het leeuwendeel van de federale belastingen weggegooid wordt aan ontwikkelingshulp en bijstand, en dat de federale bureaucratie bestaat uit ambtenaren die dossiers aan elkaar heen en weer sturen. In werkelijkheid gaat het overgrote deel van de federale uitgaven naar defensie enerzijds en ouderdomsvoorzieningen en medische zorg anderzijds. Bijstand en ontwikkelingshulp zijn samen goed voor nog geen twee procent van de federale begroting.

Reagan domineerde het Amerikaanse politieke landschap als geen president sinds Roosevelt met zijn politieke boodschap. Hij verschilde fundamenteel van alle andere presidenten uit het recente verleden. Vanaf Jimmy Carter profileerden ze zich altijd als kandidaten die van buiten kwamen en weleens een eind aan 'de bureaucratie' in Washington zouden maken. Maar voor Reagan was dit geen populistische retoriek om gekozen te worden. Hij verafschuwde de overheid werkelijk tot in zijn vezels en dat veranderde niet toen hij president was geworden. Hij zag zichzelf als iemand die buiten overheid en regering stond, niet als degene die er leiding aan gaf. Maarten van Rossem vatte dit goed samen toen hij Reagan meer een staatshoofd dan een regeringsleider noemde. Maar dan wel een staatshoofd dat eropuit is de staat te ontmantelen, tenminste daar waar deze ten dienste van de bevolking en de publieke zaak staat - de bevoordeling van het bedrijfsleven is iets anders.

Vandaar dat Reagan helemaal niet geinteresseerd was in informatie en analyse en het ook geen enkel probleem vond dat hij er weinig benul van had hoe de overheid en overheidsorganisaties feitelijk functioneren.

Het centrale thema van Williams is dat het reaganisme als politieke ideologie tot een faliekante neergang van het bestuurlijk vermogen van de federale overheid heeft geleid. Daarnaast heeft het de rol van geld in de Amerikaanse politiek gestimuleerd in een mate dat volksvertegenwoordigers tegenwoordig meer de belangen van hun geldschieters behartigen dan die van hun kiezers. Van een democratie is Amerika verworden tot een beginnende plutocratie.

De competentie van federale instituties is uitgehold door presidenten zonder grote bestuurlijke kwaliteiten. Om dat te compenseren vertrouwen zij de leiding ervan toe aan politieke vrienden, die vaak inhoudelijk noch bestuurlijk over de bekwaamheid beschikken om zulke organisaties te leiden. Bovendien onttrekken ze macht en bevoegdheden aan departementen en organisaties en dragen die over aan de almaar groeiende staf van het Witte Huis, die echter slechts een doel heeft: politieke problemen voor de president te voorkomen.

Dit proces begon niet met Reagan, maar nam bij hem ongekende vormen aan. Zijn gebrek aan interesse in een wereld die toch werkelijk verschilde van zijn opgewekte Hollywood-visie vertaalde zich niet alleen in de ontmanteling en verzwakking van federale instanties, maar ook in een beleid dat op ideologie en instinct in plaats van op feiten en analyse was gebaseerd. Reagan bracht zware schade toe aan de federale overheid door deze af te schilderen als per definitie incompetent, en alle ambtenaren te beschouwen als onbetrouwbaar, want stiekeme Democraten. Hij benoemde daarom ideologische gelijkgezinden tot directeur.

Deze ideologisering van het bestuur heeft als bijkomend nadeel dat de gemiddelde periode van politiek benoemde directeuren en overheidsmanagers twee jaar blijkt te bedragen. Dat alleen al ondermijnt de doeltreffendheid van federale instanties. Daar komen nog bij: het verlies aan institutioneel geheugen, het verdacht worden van onafhankelijk advies en het feit dat carrierepersoneel de dienst verlaat omdat de weg naar boven toch is afgesloten - met als gevolg dat het peil van de ambtenaren zowel als hun moreel daalt. Aparte vermelding verdient de politisering van informatie, waardoor de federale overheid niet meer vertrouwd kan worden. Of het nu gaat om de 'massavernietigingswapens' in Irak, de gevolgen van belastingverlaging voor de inkomensverdeling, of de resultaten van de 'oorlog tegen het terrorisme'.

Van deze klappen heeft de federale overheid zich nooit meer hersteld, vindt Williams op grond van een overvloed aan bevindingen. Integendeel, zou ik zeggen, George W. Bush heeft het proces dat Ronald Reagan in gang zette nog versterkt.

Even leek het erop dat de aanslagen van 11 september het tij zouden keren. Plotseling zagen de Amerikanen weer het belang in van de federale overheid. Maar minderheidspresident Bush junior ging door op de door Reagan gebaande weg, hoewel steeds meer duidelijk wordt dat zelfs centrale staatstaken als nationale veiligheid systematisch zijn uitgehold op basis van de neoconservatieve ideologie. De onderbemande en verwaarloosde immigratie- en naturalisatiedienst faalde spectaculair, evenals de FBI, bij het tijdig identificeren van de kapers. Maar ook de CIA, waarvan een commissie van het Huis van Afgevaardigden al in 1997 vaststelde dat deze en zijn zusterorganisaties niet beschikten over 'de analytische scherpte, het vermogen en de expertise politieke, militaire en economische ontwikkelingen wereldwijd te volgen'. Het federale toezicht op de beveiliging van vliegvelden was uitbesteed aan onscrupuleuze firma's die er een potje van maakten. Dit verhaal laat zich precies zo verhalen als het gaat om andere vormen van beveiliging van de burgers, zoals bij de Amerikaanse keuringsdienst van waren, de instandhouding van publieke goederen als de nationale parken, het toezicht op de energievoorziening, enzovoort.

Ronald Reagan heeft de Amerikaanse burgers zowel politiek onmondig gemaakt als ze op laten draaien voor de kolossale kosten van zijn neoconservatieve utopie. Dat is zijn werkelijke betekenis.

 

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Vrij Nederland
Datum verschijning
09-04-2005

« Terug naar het overzicht