Vazallen van Bush?

De transatlantische betrekkingen repareren

Elsevier 05-06-2004

De verhouding tussen de Verenigde Staten en vrijwel alle Europese staten is de laatste jaren ernstig verslechterd. De kwestie Irak is daarvan slechts een symptoom. In de weinige Europese landen die deelnemen aan de Brits-Amerikaanse bezettingsmacht in Irak is de meerderheid van de bevolking daartegen.

Waar ligt echter oorzaak van de kloof in de transatlantische betrekkingen? Het voor de hand liggende antwoord is: de benoeming in 2000 door het Amerikaanse Hooggerechtshof, met een partijpolitiek getekende kleinst mogelijke meerderheid, van de kandidaat die minder kiezers achter zich had gekregen dan zijn voornaamste tegenstander. Zonder de aanslagen van 9 september 2001 was George Bush jr als president waarschijnlijk politiek vastgelopen. Dankzij bin Laden werd hij echter ‘oorlogspresident’, met de daarbij horende massale steun die hem in staat stelde een beleid door te zetten dat haaks stond op zijn verkiezingsbeloften. Daarin stond centraal ‘meedogend conservatisme’, een ‘nederige opstelling’ in de internationale politiek en een pertinente een afwijzing van ‘nation building’ in verre streken.

Wij weten nu wat dit heeft opgeleverd - niet waar het op uit loopt.
Maar het is kortzichtig de transatlantische kloof louter aan de huidige Amerikaanse president toe te schrijven. Dat de afstand tussen Europa en Amerika zou toenemen was onvermijdelijk na het eind van de Koude Oorlog. Die maakte een eind aan de dreiging van de Sovjet-Unie en niets is zo goed voor een samenwerkingsverband als een gemeenschappelijke vijand.

Daarnaast verplaatst het economische en demografische zwaartepunt in de Verenigde Staten zich al jaren van de op Europa georiënteerde Oostkust naar de Sunbelt in het Zuiden en Californië. Van daaruit ziet de wereld er anders uit en dat vertaalt zich een volksvertegenwoordiging waarin steeds meer afgevaardigden niet over veel interesse voor het buitenland beschikken en er evenmin veel van weten. De aan George Bush toegeschreven uitspraak ‘I don’t give a damn about what Europe thinks’ is representatief voor hun houding.

De ontwikkelingen van de afgelopen jaren hebben de kloof verder in een fundamenteel opzicht vergroot en verdiept. In de twintigste eeuw is de relatie tussen de Verenigde Staten en Europa in kern bepaald geweest door het feit dat de Verenigde Staten Europa konden beschermen tegen een macht die er zich meester van wilde maken, eerst Duitsland, later de Sovjet-Unie. Deze afhankelijkheidsrelatie heeft opgehouden te bestaan. 

Tegen de gevaren die het oude werelddeel tegenwoordig bedreigen, zoals terrorisme, bieden de Verenigde Staten Europa echter geen enkele bescherming. Sterker nog, de door Amerikaanse regering ontketende ‘oorlog tegen het terrorisme’ werkt averechts, zoals Irak laat zien, waar het na de Amerikans-Britse aanval is gaan wemelen van in- en uitheemse terreurgroepen die daarvoor niet eens bestonden.
Tegen deze achtergrond kreeg een recent seminar op ‘Clingendael’ van Britse en Nederlandse deskundigen over de reparatie van de transatlantische betrekkingen een wat droefgeestig karakter. Want het valt niet goed in te zien hoe vanuit Europa die betrekkingen vallen te verbeteren. 

Men zou kunnen zeggen dat de Britse eerste minister, Tony Blair, dat heeft geprobeerd door vanaf het begin de regering Bush jr door dik en dun te steunen. Dat is echter wel ten koste gegaan van Blairs ambitie het Verenigd Koninkrijk een centrale rol in de Europese Unie te geven. Zijn deelname aan de oorlog in Irak heeft een Britse toetreding tot de Europese Monetaire Unie, een noodzakelijk voorwaarde voor zo’n centrale Britse rol, voorlopig onmogelijk gemaakt. De serviele opstelling van Blair heeft het Verenigd Koninkrijk geen enkele Amerikaanse tegenprestatie opgeleverd. Evenmin heeft hij er enige aanwijsbare invloed op het Amerikaanse beleid mee bereikt. Daar staat tegenover dat hij er zijn politieke kapitaal in eigen land grotendeels mee heeft verspeeld.

De methode-Blair is met andere woorden aantrekkelijk, noch effectief. De Britse ervaring laat aan de andere Europese staat zien hoe het in ieder geval niet moet. Maar dat levert niet een andere methode op die wel succes belooft.

Stabiele betrekkingen tussen Amerika en Europa zijn van groot wederzijds belang. De beide werelddelen zijn elkaars belangrijkste handelspartners, delen democratische politieke instituties, die op hun beurt uiting zijn van een gemeenschappelijke cultuur. Zolang de Amerikaanse regering Europa echter negeert als gelijkwaardige partner en alleen maar van afzonderlijke staten vraagt zich als vazal te gedragen, valt er niets te repareren. 

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
05-06-2004

« Terug naar het overzicht