Tien jaar na Srebrenica: held noch lafaard


Elsevier 16-07-2005

Vorige week was het tien jaar geleden dat de VN-‘safe area’ Srebrenica in het oosten van Bosnië onder de voet werd gelopen door het Bosnisch-Servische leger van generaal Ratko Mladic. Naar schatting 8000 mannelijke bewoners zijn vervolgens door zijn troepen vermoord. 
In de enclave waren op dat moment ongeveer 370 Nederlandse militairen aanwezig. 

De meesten maakten deel uit van het derde bataljon van de Luchtmobiele Brigade. Wat zij moesten doen was vastgelegd in Resolutie 836 van de Veiligheidsraad. Zij hadden toe te zien op het bestand tussen de Bosnische Serviërs en de Bosnische moslims, waardoor enclaves van de laatsten mogelijk waren geworden. Deze waren in de resolutie omschreven als safe area’s, een welbewust misleidende term. In resolutie 836 was opzettelijk vermeden, zo lichtte de Secretaris-Generaal van de VN, Kofi Annan, later toe, de woorden ‘beschermen’ en ‘verdedigen’ te gebruiken met betrekking tot de VN-troepen die er gestationeerd zouden worden. 

Om de enclaves daadwerkelijk safe te maken, waren 100.000 man nodig geweest. Maar de VN kreeg er maar 6700. Alleen ingeval deze peacekeepers zelf werden aangevallen, mochten zij van hun wapens gebruik maken. Vandaar dat de Nederlandse VN-troepen in Srebrenica licht bewapend waren. Uiteindelijk kwam ook van zelfverdediging niets terecht. Het VN-resolutie was erop gebaseerd dat er inderdaad een bestand bestond tussen de strijdende partijen. Dat was er niet.

Net als ‘Europa’ zijn ‘de VN’ altijd een willige zondebok als er dingen mis gaan. In dit geval bestond de VN in de eerste plaats uit Frankrijk en Groot-Brittannië. Zij bepaalden het internationale beleid ten aanzien van het uiteengevallen Joegoslavië, zowel in het verband van de EU als in dat van VN. En zij wilden onder geen beding dat ‘de internationale gemeenschap’ militair zou ingrijpen om een eind aan het bloedbad daar te maken. 

Waarom niet, dat heb ik lang geleden uiteengezet in mijn boek Verraad op de Balkan (1996). Zij bedachten de United Nations Protection Force, UNPROFOR, een orwelliaanse term, want de taak van UNPROFOR was nu juist niemand te beschermen.

De VN, en UNPROFOR, deden niets toen Mladic in strijd met de gemaakte afspraken, vanaf februari 1995 de bevoorrading van het Nederlandse UNPROFOR-detachement in Srebrenica onmogelijk maakte en verlofgangers niet terug liet keren. Dat was voor hem een signaal dat hij zijn gang zou kunnen gaan. Begin juli deed hij dat en liepen zijn troepen de enclave onder de voet. Buiten het zicht van de Nederlandse UNPROFOR-eenheden, en zonder dat die daar zelfs maar een vermoeden van hadden, probeerden duizenden Bosnische moslims uit breken naar het veilige Tuzla, om uitgemoord door te worden door de Bosnische Serviërs.

De discussie in Nederland is alleen maar gegaan over de vraag of het schamele restant van Dutchbat III van wie er tachtig als soldaat telden – de anderen waren verpleger, kok, administrateur, etcetera - meer had kunnen doen ten aanzien van de mannen die zich onder de ongeveer 25000 vrouwen en kinderen bevonden die naar het basiskamp Potocari waren gevlucht. Vier officiële onderzoeken, waaronder een parlementaire enquête, en talloze boeken later, luidt het antwoord: hoogstwaarschijnlijk niet. Dutchbat III bestond niet uit helden, maar ook niet uit lafaards.

´Srebrenica’ heeft Nederland internationaal geen goed gedaan. Dat is het gevolg van drie factoren. De eerste en belangrijkste is dat Nederland zondebok is geworden voor de desastreuze Frans/Britse politiek ten aanzien van Bosnië. Deze was verantwoordelijk voor het VN-beleid met betrekking tot de safe area’s, dat willens en wetens bescherming van de enclaves suggereerde, maar die juist niet wilde waarmaken.

De tweede factor is de toenmalige leiding van de landmacht, die krampachtig alle informatie over en onderzoek naar het optreden van Dutchbat III in Srebrenica trachtte te verhullen en te frustreren, en alleen al daardoor de verdenking opriep dat er schandelijke dingen te verbergen waren.

De derde zijn politiek en media, die elke zes maanden een alweer vergeten vermeend incident oprakelden, maar stelselmatig de internationale context van ‘Srebrenica’ naar het tweede of derde plan verschoven. 

Op die manier raakten degenen die de massamoord voltrokken evenzeer uit beeld als degenen die deze welbewust mogelijk maakten: in het openhartige rapport uit 1999 over de safe area’s van Kofi Annan staat dat in de Veiligheidsraad indertijd niet-permanente leden hadden gewaarschuwd dat een ‘Srebrenica’ de vrijwel onontkoombare uitkomst van de toepassing van Resolutie 836 zou zijn. 

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
16-07-2005

« Terug naar het overzicht