Roverhoofdman Mao Zedong; Biografie De met leugens en bloed geasfalteerde weg naar de macht

Jung Chang - schrijfster van 'Wilde zwanen' - schreef samen met haar man een verpletterende biografie over Mao die veel gangbare inzichten over de grote roerganger en over China omverwerpt.In 1936 bracht de Amerikaanse journalist Edgar Snow enkele maanden door in Yenan, Noord-China, waar de Chinese communisten na de Lange Mars een wijkplaats hadden gevonden. Het resultaat van zijn verblijf, Red Star over China (1937) werd zowel in China als de Verenigde Staten een bestseller. Snow gaf een romantisch beeld van de communistische beweging. Van haar leiders noemde hij Mao Zedong (1893-1976) 'lincolnesk'. In 1970 bezocht hij China voor het laatst en sprak nog eenmaal met Mao. Die zou zich bij deze gelegenheid hebben omschreven als 'een eenzame arme monnik onder een lekkende paraplu'. Een juiste vertaling van Mao's woorden was dit niet. Wat Mao had gezegd, was: 'Ik heb met God noch gebod iets te maken.'

Dit zou het motto kunnen zijn van de nieuwste biografie van Mao, die van Jung Chang - schrijfster van Wilde zwanen - en haar echtgenoot Jon Halliday. Het boek is gebaseerd op een jarenlange studie in lang ontoegankelijke of nooit geraadpleegde archieven, maar ook op gesprekken met vele tientallen getuigen, soms van gebeurtenissen die zich in de jaren dertig en veertig hebben afgespeeld. Het resultaat is even opzienbarend als vernietigend voor veel van de geaccepteerde kennis over Mao en China.

Het motto dat Mao tegen Edgar Snow bezigde, vindt zijn basis in een opmerkelijk document dat de auteurs hebben achterhaald. Het is een commentaar van de toen vierentwintig jaar oude student Mao op een boek over ethiek van een obscure Duitse filosoof. 'Mensen als ik willen zichzelf tot het uiterste bevredigen... dat is de meest waardevolle morele code. Natuurlijk zijn er andere mensen in de wereld, maar die zijn er alleen voor mij, noteerde hij. Noties als geweten, verantwoordelijkheid ten opzichte van anderen, of het zich houden aan ethische geboden die op iets anders neerkomen dan het najagen van eigenbelang verwierp hij als immoreel.

Aan dit programma heeft Mao zich zijn hele lange leven gehouden. Een overtuigd communist of socialist is hij nooit geweest. Het was min of meer toeval dat Mao in de jaren twintig, toen de Nationalisten braken met de communisten, die tot dan toe binnen de Nationalistische Partij, de Kuomintang van Jiang Jieshi (Chiang Kai-shek in de oude spelling) als bondgenoten hadden geopereerd, bij de laatsten terecht kwam. In de Chinese Communistische Partij (CCP) nam hij lang een marginale positie in. Hij behoorde niet tot de oprichters van de partij, zoals altijd is voorgesteld. Dat is de eerste van de vele mythen over Mao die in deze biografie stuk voor stuk en gedetailleerd ontzenuwd worden. Mao was eind jaren twintig niet de leider van een boerenguerrilla, maar een roverhoofdman die de boerenbevolking nog erger uitzoog dan andere warlords. Hij opereerde buiten de leiding van de CCP om. Wel kreeg hij steeds de steun van de Sovjet-russische patroons van de partij dankzij sluwe intriges en ook vanwege zijn nietsontziendheid, die voor 'succes' zorgde.

De Lange Mars, waarin Mao's Rode Leger vanuit de door Nationalisten omsingelde gebieden in het zuidoosten naar Yenan in het noordwesten trok, was allerminst het heldendicht dat er later van is gemaakt en niet alleen omdat Mao zelf de mars in een speciaal voor hem gefabriceerde draagstoel aflegde. De fameuze slag om de brug over de rivier Dadu bijvoorbeeld heeft, zo tonen de auteurs aan, nooit plaatsgevonden. In feite liet Jiang Jieshi het communistische leger ongehinderd de tocht voltooien, onder andere omdat Stalin zijn zoon in gijzeling hield.

Pas in 1944 wist Mao formeel de leider van de CCP te worden. De biografie brengt gedetailleerd zijn met leugens, bedrog en bloed geasfalteerde weg naar de macht in kaart. Mao beschouwde vanaf het begin van zijn carriere angst en terreur als de enige bruikbare middelen om partijleden - en later het Chinese volk - in het gareel te houden; niet een beroep op gemeenschappelijke idealen. Hij schiep zijn hele leven een groot genoegen in geweld en wreedheid, in het laten martelen en vermoorden van echte of vermeende tegenstanders. Maar zijn succes in het verkrijgen van de macht berustte vooral op een psychologische techniek die men als de bijzondere bijdrage van Mao aan het totalitarisme mag beschouwen. Deze werd voor het eerst in Yenan beproefd.

Onder de tienduizenden door socialistische idealen gedreven jongeren die zich daarheen vanuit de steden hadden begeven, ontstond beroering over de grove ongelijkheid in deze communistische samenleving. Terwijl de machthebbers het beste van het beste genoten, konden degenen die het werk deden nauwelijks rondkomen. Een vijfendertigjarige schrijver, Wang Shi-wei, stelde dit het scherpst aan de kaak. Hij werd de voornaamste beschuldigde in een campagne waarin iedereen als spion of verrader werd beschouwd en gedwongen zichzelf en anderen daarvan te beschuldigen. Toen de communisten in 1947 Yenan verlieten, is hij, na jarenlang gevangen te hebben gezeten, in stukken gehakt.

Zo construeerde Mao zijn rectificatiecampagne. Iedereen moest gedetailleerd opschrijven wat hij of zij had gedaan, gedacht, met wie gesproken, et cetera, en vervolgens in groepsbijeenkomsten zijn fouten bekennen. Dit instrument, waaraan ook de leiders van de CCP, uitgezonderd Mao zelf, werden onderworpen, verzekerde de werking van wat wel 'collectieve ignorantie' is genoemd. Niemand kan iemand anders vertrouwen, niemand weet wat een ander vindt, en moet er wel vanuit gaan dat die de leider steunt.

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog won Mao de burgeroorlog met de Nationalisten. Hij had, anders dan Jiang Jieshi, zijn legers niet tegen de Japanners had laten vechten. Daarnaast, zo stelt deze biografie op basis van Russische bronnen, was de steun van Stalin veel groter en belangrijker dan altijd is aangenomen. Tenslotte voerden tot generaal opgeklommen communistische 'mollen' in de Kuomintang de Nationalistische legers opzettelijk naar de ondergang.

Mao erfde bij de proclamatie van de Volksrepubliek China in 1949 een redelijk georganiseerde staat. Zijn beleid was echter niet gericht op ontwikkeling van de Chinese maatschappij, maar op het afromen van het surplus van een achterlijke agrarische economie om van het land een militaire en politieke supermacht te maken. De Sovjet-Unie moest hem aan een kernwapen helpen en landbouwproducten waren het enige betaalmiddel om aan wapentechnologie of politieke invloed te komen. Dat de Chinese landbouw nauwelijks of niet voldoende produceerde voor de eigen bevolking, weerhield Mao er niet van grote hoeveelheden rijst, groenten en vlees te exporteren. Zodoende kon in 1958 in de veel welvarender DDR het voedsel van de bon.

Drie keer stuitte deze politiek op weerstand in de top van de CCP. De eerste keer vond de tweede man in de CCP, Liu Shaoqi, dat Mao's politiek ten koste ging van de boeren, de overgrote meerderheid van de Chinese bevolking. Mao wist hem via dreigementen tot inbinden te brengen, maar liet hem uiteindelijk in zijn positie. Hij kon Liu niet missen, want anders dan Mao beschikte deze over de organisatorische kwaliteiten nodig om China te besturen.

De tweede keer werkte dat systeem ook. Maarschalk Peng Dehuai werd door georkestreerde 'collectieve ignorantie' geisoleerd en uitgeschakeld. De derde keer was begin jaren zestig, toen de idiotie van de maoistische strategie culmineerde in de Grote Sprong Voorwaarts, de landbouwhervorming die resulteerde in een hongersnood die tientallen miljoenen het leven kostte. Mao maakte zich daar niet druk om. Al vanaf de jaren twintig leefde hij in onvoorstelbare weelde en bij verschillende gelegenheden sprak hij uit de dood van desnoods de helft van de bevolking geen probleem te vinden zolang deze het (zijn) doel diende. Zijn factotum Zhou Enlai vertelde toentertijd bezoekers als Edgar Snow dat er eigenlijk niets aan de hand was en die schreef dat trouwhartig op.

Maar Liu Shaoqi, inmiddels staatspresident en sinds 1944 officieel de opvolger van Mao, liet zich deze keer niet intimideren. Hij was verbijsterd door het leed onder de bevolking, zoals een foto uit 1961 van een zichtbaar aangeslagen Liu bij een bezoek aan zijn geboortedorp laat zien. Hij zette door dat een conferentie werd belegd met de zevenduizend voornaamste CCP-functionarissen in het land. Aanvankelijk leek deze volgens het beproefde maoistische recept te verlopen. Tot de slotbijeenkomst, waar alle zevenduizend aanwezig waren. Liu hield niet zijn vooraf ingeleverde toespraak, maar een rede waarin hij in niet mis te verstane bewoordingen Mao's desastreuze beleid kritiseerde. Het verpletterende effect van zijn woorden werd maar gedeeltelijk teniet gedaan toen maarschalk Lin Biao daarna de situatie voor Mao probeerde te redden.

Niettemin kwam er nu een eind aan de Grote Sprong Voorwaarts en belandde Mao op het tweede plan van politieke besluitvorming. De levensomstandigheden van de Chinese bevolking verbeterden. Drie jaar later nam Mao wraak. Dankzij een verstandsbondgenootschap met Lin Biao, nu de voornaamste legerleider, kon hij de Culturele Revolutie ontketenen, bedoeld als een afrekening met de CCP die hem had gedwarsboomd. Was de Grote Sprong Voorwaarts het hoogtepunt in de maoistische ontwikkelingspolitiek, in de Culturele Revolutie culmineerde het maoistische model van psychische en fysieke terreur. Liu en zijn vrouw (zij overleefde en stond de auteurs te woord) werden jarenlang op een gruwelijke wijze vernederd en gefolterd, op aanwijzingen van Mao.

Na de breuk met de Sovjet-Unie verlegde Mao zijn strategie naar de Derde Wereld; als de kampioen daarvan zou China alsnog een wereldmacht worden. Maar ook deze strategie mislukte deerlijk. De opening naar de Verenigde Staten begin jaren zeventig werd ingegeven door de hoop de positie van China dan maar langs deze weg te versterken. Ook dat werkte niet. Bij het aanknopen van de Chinees-Amerikaanse betrekkingen speelde Zhou Enlai, als altijd naar buiten toe charmant en slim, een sleutelrol. Meer dan veertig jaar had hij Mao slaafs gehoorzaamd, bang voor Mao's verholen dreigementen hem als verrader aan de kaak te stellen. Toen bij Zhou in 1972 blaaskanker werd geconstateerd, verbood Mao echter zijn trouwe vazal te laten opereren. Hij had hem nodig voor zijn buitenlandse politiek en wilde ook niet dat Zhou hem zou overleven. Uiteindelijk gaf Mao uiteindelijk toestemming, maar dat was al te laat.

Over de liederlijkheid van Mao in zijn persoonlijk gedrag (hij waste zich nooit en poetste evenmin zijn uiteindelijk groen uitgeslagen tanden) en relaties geven de auteurs nog meer pijnlijke informatie dan al bekend was uit eerdere publicaties. Met zijn vier echtgenotes en hun kinderen is het zonder uitzondering triest afgelopen, niet in de laatste plaats door de onmenselijke wijze waarop hij hen behandelde en gebruikte. Zijn vierde en laatste vrouw, Jiang Quing, die hij haatte toen ze niet meer seksueel aantrekkelijk voor hem was, verklaarde volkomen terecht bij haar proces in 1981, waar ze als zondebok voor de Culturele Revolutie terechtstond: 'Ik was Mao's hond. Als hij zei: bijt, dan beet ik.'

Vroeger werd de ontreddering die een communistisch regime aanrichtte in eigen land vaak verdedigd met de mededeling dat je eieren moet breken om een omelet te kunnen bakken. (Tegenwoordig hoor je hetzelfde van de neoliberale kampioenen van steeds meer markt.) Maar Mao heeft niets gebakken. Toen hij stierf, was China er in veel opzichten slechter aan toe dan in 1949 en dat trieste resultaat is met miljoenen, volgens de auteurs met zeventig miljoen, menselijke slachtoffers betaald, afgezien van het leed dat een veelvoud van dat aantal is aangedaan. Eerdere biografen van Mao hebben zich niet aan de neiging kunnen onttrekken om aan te nemen dat een man die meer dan een kwarteeuw de grootste staat van de wereld leidde, toch ook goede kanten moest hebben. Daarvan is in deze biografie geen sprake en ik heb in dit boek, noch in die andere biografieen, ook maar iets aangetroffen dat het mogelijk maakt een 'genuanceerder' beeld van Mao geloofwaardig te maken. Maar juist omdat de auteurs zoveel nieuwe gegevens over Mao presenteren, is het gewenst dat ook anderen zich buigen over hun bronnen. Hier en daar vind ik dat hun suggesties niet gedragen worden door het materiaal dat ze aanvoeren. Dat Mao verantwoordelijk zou zijn voor de beroerte die tot de dood van Stalin leidde, is bijvoorbeeld geen overtuigend verhaal. Deze biografie als geheel is echter superieur aan alles wat er eerder over de Grote Roerganger is geschreven.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Vrij Nederland
Datum verschijning
10-01-2006

« Terug naar het overzicht