REGERINGSILLUSIES

Het kabinet-Balkenende II heeft op het gebied van de buitenlandse politiek even weinig te melden als zijn voorganger.

De vooroorlogse neutraliteitspolitiek leek ogenschijnlijk een kleine eeuw lang succesvol. Nederland werd niet opgeslokt door het Duitse Rijk dat in 1871 was geproclameerd, en het bleef ook buiten de Eerste Wereldoorlog. Maar voor zover de Tweede Wereldoorlog het failliet ervan nog niet had aangetoond, maakte de Koude Oorlog voortzetting van deze neutraliteitspolitiek wel onmogelijk. Nederland koos voor een westers bondgenootschap, dat al in 1949 de gedaante van de NAVO aannam. De NAVO betekende: politieke lotsverbondenheid met de Verenigde Staten. Ons land verzekerde zich daarmee niet alleen van eventuele militaire steun bij een sovjet-aanval, maar ook van een min of meer gemeenschappelijk kader voor de buitenlandse politiek. Voor Nederland was de Atlantische relatie ook een middel om de bewegingsvrijheid ten opzichte van Duitsland en Frankrijk te bewaren.

De tweede pijler van de naoorlogse buitenlandse politiek was de Europese integratie. Alleen door nauwe economische, op den duur ook politieke samenwerking in een supranationaal verband, zo luidde de gedachtegang, kon Nederland zijn positie handhaven en versterken. Op de achtergrond speelde ook hier de angst mee voor marginalisering. Die zou kunnen worden voorkomen door gezamenlijke regels en gezamenlijke bestuurlijke en juridische Europese organen. Aldus kon Nederland er zeker van zijn dat het niet zou worden genegeerd of overgeslagen.

Vijftig jaar lang heeft deze strategie tamelijk succesvol gewerkt. Maar zowel de Atlantische als de Europese pijler vertoont nu diepe scheuren. De Atlantische is zelfs aan het verkruimelen sinds Amerika (althans de huidige regering) fundamenteel brak met de multilaterale, internationalistische orientatie die kenmerkend was voor alle regeringen in Washington na de Tweede Wereldoorlog. Dat ging ten koste van de Verenigde Naties, maar ook van de NAVO. Na 11 september 2001 is de verdragsorganisatie geen politiek orgaan meer voor trans-Atlantische samenwerking, maar een militaire gereedschapskist. Voor zover de NAVO buiten het oorspronkelijke verdragsgebied opereert (Macedonie, Afghanistan), gebeurt dat als hulptroepen van Amerika. De wezenlijke politieke beslissingen worden in Washington genomen en als voldongen feit gepresenteerd aan de 'bondgenoten'.

De Nederlandse regering wil dat niet onder ogen zien. In plaats van een gezamenlijk opereren te propageren met andere Europese staten, denkt het kabinet dat een kritiekloze, als het even kan vrijblijvende steun voor het beleid van George W. Bush het beste is wat Nederland kan doen. Daarmee verzwakt het de Nederlandse positie - ten opzichte van de Verenigde Staten, die deze steun graag incasseren maar er niets tegenover stellen (zoals langzamerhand pijnlijk duidelijk wordt bij het JSF-project), en ook in Europees verband. Daar wordt wel degelijk geregistreerd dat de regering-Balkenende keer op keer op eigen houtje handelt. Het probeert niet eens om eerst - hetzij in de Europese Unie, hetzij met andere Europese staten - tot een gemeenschappelijk standpunt te komen.

Hoe deze regering denkt 'het continueren van een hechte relatie met de Verenigde Staten' te combineren met - een zin verder in de Troonrede - 'versterking van de internationale rechtsorde, vrede en veiligheid', is een raadsel. De regering-Bush immers saboteert op alle mogelijke manieren - van VN-gezondheidsprogramma's tot het Internationaal Strafhof - die internationale rechtsorde.

Tegelijkertijd verkruimelt de Europese pijler in de Nederlandse buitenlandse politiek. In het Europa van de Zes had Nederland nog een zekere machtspositie ten opzichte van de grote drie: Duitsland, Frankrijk en Italie. Dat ligt in de huidige Europese Unie met vijftien leden al heel anders. De aanstaande uitbreiding met nog eens tien leden zorgt er niet alleen voor dat de Nederlandse invloed nog geringer wordt, maar zal ook de Unie als politieke entiteit verzwakken. De nieuwe leden zien de EU immers vooral als een middel voor economische voorspoed.

In de Troonrede klampt de regering zich vast aan de traditionele instrumenten waarmee Nederland zijn positie in Europa tracht zeker te stellen: versterking van de Europese Commissie, afschaffing van het nationale veto, uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Parlement. Net als bij de keus voor een eenzijdig pro-Amerikanisme, ontloopt de regering ook hier de noodzaak tot een grondige bezinning op de uitgangspunten van de buitenlandse politiek. Ook hier geeft zij zich over aan illusies.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
27-09-2003

« Terug naar het overzicht