Parochialisme


Elsevier 26-03-2005

Ronkend verklaarde minister Brinkhorst een paar weken geleden in TV-programma ‘Buitenhof’ dat Nederland met Georgië het enige land in Europa is waar de burgemeester niet wordt gekozen. 

De grote politieke partijen in Nederland vinden allemaal dat er een crisis in de politiek bestaat en dat die moet worden opgelost door het politieke stelsel te veranderen. Die crisis bestaat uit het feit dat de Lijst Pim Fortuyn (LPF) in mei 2002 zomaar met 26 zetels in de Tweede Kamer terecht kon komen. Dankzij het bestaande stelsel van evenredige vertegenwoordiging, dat politiek ongenoegen rechtstreeks een politieke stem geeft. Waarom dat een crisis zou zijn, ontgaat mij. In het 19e-eeuwse districtenstelsel dat VVD-leider Van Aartsen en PvdA-leider Bos, overigens buiten hun partijen om, als ‘vernieuwing’ propageren, had de LPF waarschijnlijk geen enkele parlementszetel gewonnen. Fijne democratie!

De oplossing van deze vermeende crisis wordt allerwegen gezocht in staatkundig gefröbel. Wat mij daaraan in het verband van deze rubriek verbijstert is het volstrekte parochialisme van het Nederlandse debat over ‘politieke vernieuwing’. Als minister Brinkhorst werkelijk meende wat hij in de eerste zin van dit artikel zei, is hij een leugenaar of een domoor. Voorzover in Europa burgemeesters gekozen worden, gebeurt dat meestal door de gemeenteraad, nog afgezien van het feit dat de bevoegdheden van een burgemeester van land tot land verschillen. 
Het na de verkiezingen in een regeerakkoord (dat overigens volgens de de newsspeak van de Nieuwe Politiek niet zo heet) overeengekomen besluit tot invoering van een rechtstreeks gekozen burgemeester betekent afschaffing van het burgemeestersschap en invoering van eenhoofdig bestuur op gemeentelijk niveau – een duidelijke vermindering van lokale democratie. Dat is één van de redenen waarom men in de Verenigde Staten al jaren bezig is van deze vorm van lokaal bestuur af te komen, vanwege de corruptie in politiek en geldelijk opzicht die er onherroepelijk mee gepaard gaat. Maar in de Nederlandse discussie bestaat het buitenland niet.

Precies hetzelfde geldt voor de regeringsvoorstellen een nieuw kiesstelsel in te voeren. Net als bij die voor de gekozen burgemeester hebben deze een krakkemikkig karakter, want deze regering wil democratische vernieuwing doordrijven buiten de kiezers om. Dit leidt tot een historisch gezien ongekend opportunistisch geknoei met de grondslagen van onze constitutie.

Waar het mij hier om gaat is alweer de internationaal vergelijkende context. In eerste instantie presenteerde de regering het nieuwe kiesstelsel als hét model van de 21e eeuw. Velen waren ons al voorgegaan, zo heette het in desbetreffende notitie van minister De Graaf. En niet de minsten, zou ik zeggen: onder andere Albanië, Azerbeidjan en ….Georgië. Maar toen ik op een discussiebijeenkomst met de minister informeerde of dit kiesstelsel in deze verse democratieën de resultaten had opgeleverd die ervan voor Nederland werden verwacht, luidde het antwoord dat het voorstel van minister De Graaf met niets ter wereld te vergelijken viel.

Na de door VVD en CDA afgedwongen wijziging lijkt het nieuwe ontwerp-kiesstelsel nog het meest op het Duitse. In de Bondsrepubliek wordt echter net zo geklaagd over ‘de politiek’ (Politikverdrossenheit.) als in ons land. Het stelsel helpt kennelijk niet dat probleem op te lossen.
De VVD komt in het Liberaal Manifest met een derde staatkundige vernieuwing: de gekozen formateur, die door de meest spraakmakende auteur van het manifest, Geert Dales, bij de eerste de beste discussie werd ingeleverd voor de gekozen minister-president, een aardige demonstratie van de weloverwogenheid waarmee de opstellers tot dat manifest zijn gekomen.

Maar ook hier miste ik weer elke vergelijking met het buitenland. Het enige land dat zoiets heeft gekend als de gekozen formateur/premier is Israel. De overwegingen om tot een rechtstreeks gekozen minister-president over te gaan waren daar precies dezelfde als die van de ‘vernieuwers’ hier. Door zo’n rechtstreekse verkiezing zouden de burgers van tevoren weten wat voor coalitie er tot stand kwam. Het werkte echter precies omgekeerd. De rechtstreeks gekozen premier moest na de verkiezingen door middel van weinig verheffende koehandel een brieke meerderheidscoalitie tot stand brengen waarvan de kiezers geen benul hadden kunnen hebben. Daarna ontstond een onmogelijke toestand als de Knesseth geen vertrouwen meer had in de regering, maar de rechtstreeks gekozen premier niet naar huis kon sturen. Daarom heeft Israel deze ‘vernieuwing’ alweer afgeschaft. 
Nederlandse politici (en journalisten) volharden daarentegen in hun parochialisme.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
26-03-2005

« Terug naar het overzicht