Opstand der burgers

Opstand der burgers

De ‘politieke vernieuwer’ Fortuijn heeft de oude machtspositie van het CDA hersteld.

Bart Tromp

Voor prof. mr. S.W. Couwenberg zijn de verkiezingen van 2002 een ‘ opstand der burgers’ geweest. In zijn laatste boek wil hij ‘ de Fortuyn-revolte’ verklaren en er ook politieke consequenties aan verbinden. Opstand der burgers (Civis Mundi Jaarboek, Budel, Damon, 2004) beschouwt hij als sluitstuk van zijn kritische reflectie op de Nederlandse politiek, die hij in de afgelopen veertig jaar in tal van publicaties vorm heeft gegeven.Couwenberg begon als kritisch lid van de Katholieke Volkspartij en propagandist van een christen-democratische partij, maar was allang zelfstandig politiek denker en schrijver vóór het tot de oprichting van het CDA kwam. In 2000 trad hij als eenzame intellectueel toe tot Leefbaar Nederland, maar dat was geen wederzijds succes. Hij verdient hoe dan ook waardering vanwege zijn inspanningen het politieke debat in Nederland te voeden en te stimuleren, onder andere via zijn tijdschrift Civis mundi.

In zijn boek over de revolte van Fortuijn (Fortuyn was Pims artiestennaam) bewijst hij zichzelf een slechte dienst door teveel overhoop te halen, in plaats van zich te concentreren op wat zijn centrale boodschap is. Deze luidt dat de revolte een terechte afrekening is geweest met wat hij de oude politiek noemt, ook al is die revolte op tal van punten – soms al van te voren – mislukt.

Niet in de laatste plaats, zo tekent hij aan, doordat Fortuijn het al ver vóór de verkiezingen van mei 2001 met CDA-voorman Balkenende op een geheim akkoordje gooide. Het gevolg was dat de partij die Couwenbergs oude politiek als geen ander belichaamt weer aan de macht kwam, na zich onder Paars onbekwaam te hebben getoond tot serieuze oppositie. Jammer genoeg verbindt Couwenberg geen enkele gevolgtrekking aan zijn scherpzinnige waarneming dat Fortuijn en daarna Mat Herben, de oude machtspositie van het CDA hebben hersteld.

Couwenberg heeft een lang geheugen en een goed archief. Dat leidt er enerzijds toe dat hij zijn gelijk kan larderen met verwijzingen naar wat anderen in de afgelopen jaren te berde hebben gebracht. Ik kwam mijzelf daar nogal eens tegen als criticus van ‘ links’, maar ik word ook veelvuldig opgevoerd als ‘ PvdA-ideoloog’. Dat rijmt niet met elkaar. Van zulke tegenstrijdigheden wemelt het in Couwenbergs poging de revolte van Fortuijn voor zijn eigen karretje van ‘ politieke vernieuwing’ te spannen. Niet de minste daarvan is dat hij oude politiek meestal geheel en al aan links toeschrijft, alsof er sinds het kabinet Den Uyl alleen maar linkse kabinetten hebben geregeerd en Telegraaf en Elsevier kleiner zijn dan de Volkskrant en De Groene Amsterdammer.

Couwenberg vindt bijvoorbeeld dat mijn recente betoog voor een sociaal-democratisch politiek programma - met als kernpunten de breideling van het kapitalisme en de verbetering van de politieke democratie - achterhaald is, omdat die punten allang deel uitmaken van de ‘ liberale consensus’. In de volgende alinea verwijt hij de PvdA echter zulke beginselen in de paarse kabinetten te hebben verloochend. Oude politiek is bij hem een containerbegrip waar hij alles in stopt wat hem aan politiek in Nederland niet bevalt. Zijn panacee is ‘ politieke vernieuwing’. De tijd van politieke ideologieën is voorbij, en dus ook die van politieke partijen. Er bestaat een algemene liberale consensus. Er zijn geen wezenlijke politieke tegenstellingen meer. Politiek kan alleen nog maar gaan over accenten die politieke leiders binnen die consensus leggen. Politieke vernieuwing moet daarom gericht zijn op een democratie waarin personen, in plaats van ideeën en partijen, centraal staan.

Origineel zijn deze denkbeelden niet. D66 is erop gebaseerd, Fortuijn beleed ze en tegenwoordig zingen Van Aartsen en Bos dit liedje ook, overigens zonder daarin op hun respectievelijke partijen te kunnen steunen. Het aardige van Couwenberg is dat hij ze scherper en onverbloemder formuleert dan al die andere vernieuwers. Zijn ideaal is de ‘ republikeinse monarchie’, de rechtstreeks gekozen regent als ‘ gedemocratiseerde belichaming van het monarchale principe’. Maar het monarchale principe is anti-democratisch, als democratie meer inhoudt dan het kiezen van een machthebber die vervolgens ongestoord zijn gang kan gaan.

En net als al die andere vernieuwers toont hij niet aan dat zijn vernieuwingsvoorstellen tot een betere democratie hebben geleid in al die landen waar ze allang bestaan.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
05-08-2004

« Terug naar het overzicht