ONDANKBARE IRAKEZEN?



Ik ben, en dat heb ik op deze plaats niet onder stoelen of banken gestoken, nooit een voorstander geweest van de Amerikaans-Britse oorlog tegen Irak. Niettemin stond ik versteld van de omvang en intensiteit van het verzet in Irak na de 'overwinning' van de aanvallers. Hoe je het ook wendt of keert, deze ingreep bevrijdde de Irakese bevolking van een luguber schrikbewind dat bijna dertig jaar heeft geduurd.

Een dictatuur bevoordeelt altijd sommige groepen en benadeelt vele andere - anders was er geen dictatuur nodig. Maar waarom heeft de grote meerderheid van de Irakezen zich niet veel dankbaarder getoond jegens haar bevrijders? En de volgende vraag is: wie zijn het eigenlijk die elke dag tientallen moorden en aanslagen plegen, overigens allang niet meer alleen tegen de Amerikanen en hun luttele aantal bondgenoten?

De Libanese journalist Zaki Chehab probeert zul-ke vragen te beantwoorden in een boek dat louter de moeite waard is door het verslag van zijn contacten met wat volgens de een verzetsstrijders zijn en volgens de ander terroristen. Het boek is getiteld: Irak in lichterlaaie. Bezetting en opstand (Mets & Schilt, Amsterdam 2006). Chehabs beschouwingen over de Amerikaanse politiek zijn niet gebaseerd op eigen observaties en slaan de plank niet zelden feitelijk mis. Donald Rumsfeld is nooit minister van Buitenlandse Zaken geweest, Douglas Feith geen Nationaal Veiligheidsadviseur, om enkele pijnlijke uitglijders te noemen.

De voornaamste reden waarom de Amerikaanse troepen in de eerste weken niet als 'bevrijders' werden begroet, is allang bekend. De bevrijders, toch al gewantrouwd omdat ze Amerikanen waren, bleken niet in staat orde op zaken te stellen. Irak verzonk in een maatschappelijke chaos die drie jaar later alleen maar groter is geworden. Daardoor is nooit een basis voor wederopbouw gelegd.

Chehab laat in een aantal gedetailleerde reportages zien hoe het van kwaad tot erger ging. Het Amerikaanse optreden hield geen enkele rekening met de Irakese cultuur, gebaseerd op stamverwantschap en traditionele opvattingen over eer. Een huiszoeking waarbij de mannen worden vernederd en de vrouwen gemaltraiteerd, alsof het een politie-inval in een drugspand in de Bronx betreft, staat In Irak gelijk aan aantasting van de eer van de stam, die moet worden gewroken. Dat voedde het verzet.

De indringende voorbeelden die Chehab geeft van de wijze waarop Amerikaanse troepen gevoelens en cultuur van de bevolking negeerden, leveren ten dele de verklaring van de Irakese weerstand tegen hun bevrijders. Die leidt wel tot een voor mij onaangename slotsom, voorzover ik net als veel andere deskundigen meen--de dat een veel grotere Amerikaanse aanvalsmacht Irak wel succesvol had kunnen pacificeren. Een veel grotere bezettingsmacht was, als je dit boek leest, waarschijnlijk ook op zulke felle weerstand gestuit. Tenzij deze door zijn massaliteit de chaos had weten te voorkomen in de eerste weken na de bevrijding die zo noodlottig is geweest voor de naoorlogse situatie. Maar dan nog: vreemde bezetters roepen altijd minstens evenveel weerstand op als steun. En Amerikaanse soldaten zijn niet opgeleid voor het bewaren van de orde, en al helemaal niet in een land waarvan ze taal en cultuur kennen noch begrijpen.

Het verzet bestaat daarnaast, zo laat Chehab zien, uit een allegaartje van strijdende groepen, vaak met buitenlandse vrijwilligers, die in Irak hun oorlog met Amerika willen uitvechten. Ook zij zijn een gevolg van de Amerikaans-Britse overwinning en zeker geen centraal geleide organisatie, zoals gesuggereerd bij de dood van Al-Zarqawi. Ze zijn allerminst populair bij de Irakezen. Maar we kennen het uit voormalig-Joegoslavie: als 'de honden van de oorlog' (Shakespeare, Julius Caesar) eenmaal vrij spel hebben gekregen, kan 95 procent van de bevolking alleen nog maar in angst en afkeer toekijken.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
08-07-2006

« Terug naar het overzicht