NEDERLAND IN DE WERELD

De mislukking van de Europese top in Rome is de zoveelste waarschuwing dat de traditionele parameters van de Nederlandse buitenlandse politiek steeds zwakker worden. Deze vonden hun institutionele uitdrukking in de NAVO en de Europese integratie. Hierin kon Nederland enerzijds een rol spelen die ten minste in overeenstemming was met zijn economische, politieke en militaire vermogen, juist omdat het hier om formele samenwerkingsverbanden gaat, waarin de grotere staten de kleinere niet kunnen passeren of negeren. Anderzijds verwierf ons land aldus een handelingsvrijheid waarover het nooit had kunnen beschikken als het zijn vooroorlogse neutraliteitspolitiek had voortgezet.

Het Atlantisch bondgenootschap is echter door het huidige Amerikaanse unilateralisme politiek irrelevant geworden en dreigt zich militair te degraderen tot een aanhangsel van de Amerikaanse strijdkrachten. De uitbreiding van de Europese Unie verzwakt niet alleen de formele machtspositie van Nederland, maar gaat ook gepaard met institutionele en politieke verdeeldheid die naderbij brengt wat Nederland het meest vreest: een informeel directoraat van de grootste leden.

Deze ontwikkelingen tekenen zich al enkele jaren af. De schoksgewijze versnelling ervan in het afgelopen jaar (Irak, de mislukte top van Rome) kan daarom nauwelijks een verrassing zijn voor de Apenrots (zoals het ministerie van Buitenlandse Zaken in de volksmond heet).

Maar de reactie van de Nederlandse regering varieert tot nu toe van een louter defensief optreden tot struisvogelgedrag: net doen of er niets aan de hand is en met verdubbelde ijver het oude spoor volgen. Voorbeelden van deze laatste reacties zijn er te over, van de krampachtige wijze waarop minister Gerrit Zalm als enige in de EU strikte naleving van het Stabiliteitspact eiste, zelfs met het loze dreigement van een klacht bij het Europees Hof van Justitie (dat hier niet bevoegd is), tot het kritiekloos achter de Amerikaanse Irak-politiek aansloffen, iets waarover zelfs de bedaarde Wim Duisenberg, oud-president van de Europese Centrale Bank, twee weken geleden zijn verbijstering kenbaar maakte.

Dit tegen beter weten in vasthouden aan een 'oude politiek' - als deze term nu eens met recht kan worden gebezigd - kan er op den duur alleen maar toe leiden dat Nederland aan internationaal belang inboet en in de angstvisioenen van sommigen degradeert tot een Jutland met een veel te grote luchthaven.

De nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, Ben Bot, noemde bij zijn eerste begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer, de NAVO en de EU de 'thuishavens' voor het Nederlands buitenlands beleid. Maar waarheen gaat de tocht?

Ik vind dat Nederland zich zowel in Atlantisch als in Europees verband minder volgzaam en minder braaf moet opstellen. Het moet in beide arena's zelfstandiger optreden en niet te benauwd zijn veel meer te opereren in wisselende coalities, afhankelijk van waar voor ons land voordeel is te behalen. Voor een land dat economisch en cultureel al bijna vijfhonderd jaar meer dan vrijwel elk ander land wereldwijd actief is, horen Europa en het Atlantisch Bondgenootschap inderdaad thuishavens te zijn, van waaruit de rest van de wereld wordt aangedaan. De Nederlandse economie is nu te zeer op Europa gericht en laat kansen liggen om haar vergelijkende voordelen mondiaal te exploiteren. Dat vereist overigens wel dat afscheid wordt genomen van de domme 'Nederland-distributieland'-strategie, met haar tomeloze subsidiering van de 'mainports' Rotterdam en Schiphol, waarvan nooit duidelijk is geworden wat deze aan economische meerwaarde voor ons land opleveren.

Een meer mondiale orientatie van de Nederlandse economie is gebaat met een stabiele en vreedzame wereldorde, en het streven daarnaar moet dan ook de kern van de Nederlandse buitenlandse politiek zijn, zelfs al gaat die soms deels ten koste van de Atlantische band. Is het niet te gek voor woorden dat Den Haag aan de ene kant de hoofdstad van het internationaal recht is, met een aparte sectie van het ministerie van Buitenlandse Zaken ten dienste van de opbouw van het Internationaal Strafhof, terwijl de Verenigde Staten dit tegenwerken, op een wijze die wij uit films over het opereren van de maffia kennen?

Een beleid gericht op versterking van de internationale rechtsorde maakt het ook mogelijk zinvoller dan tot nu toe gebruik te maken van Nederlands militaire capaciteiten. Daar wordt hier wel geringschattend over gedaan, maar feit is dat binnen de NAVO ons land na Frankrijk en Groot-Brittannie het enige is dat over strijdkrachten beschikt die wereldwijd kunnen worden ingezet.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
03-01-2004

« Terug naar het overzicht