Modern bijgeloof

Modern bijgeloof

Onderzoek bevestigt dat burgers bovenal op partijen en programma’s stemmen, en niet op personen.

bart tromp

Het verschijnsel is niet nieuw. Francis Bacon beschreef het aan het begin van de zeventiende eeuw en noemde het ‘ idola fori’, de drogbeelden van de markt. De mensen verkeren met elkaar en zijn dan geneigd zaken voor waar aan te nemen omdat iedereen dat vindt. Ik noem het ‘ modern bijgeloof’, en ik ben van plan regelmatig een voorbeeld ervan onder handen te nemen.

Vandaag het eerste: in de politiek gaat het niet langer om partijen, maar om personen. Het is een stelling die zeker onder politici en politieke journalisten als voor vanzelfsprekend waar doorgaat. Sterker nog: de ‘ vernieuwingsvoorstellen’ van de minister van Bestuurlijke Vernieuwing, Thom de Graaf, zijn erop gebaseerd. Een heel betoog over de overgang van partijen- naar personendemocratie in zijn notitie Naar een sterker parlement sluithij af met: ‘ De onmiskenbare verpersoonlijking van de politiek is een belangrijke reden voor aanpassing.’

Maar hoe weet De Graaf dat? Hij voert in zijn notitie geen enkele ondersteuning aan voor zijn stelling. Dat is geen wonder, want het gaat hier om modern bijgeloof. Sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar kiesgedrag levert geen enkele bevestiging voor de gedachte dat mensen eerder op personen dan op partijen zijn gaan stemmen. Ik heb hier zelf al eerder het voorbeeld aangevoerd van de verkiezingsoverwinning van Labour in 1997, die algemeen aan de nieuwe leider, Tony Blair, werd toegeschreven. Maar uit onderzoek kwam naar voren dat hooguit tien van de meer dan 160 Lagerhuiszetels die Labour toen won, op het conto van Blair waren gekomen.

In het zomernummer van Socialisme & Democratie gebruikt de politicoloog Joop van Holstein uitkomsten van het al sinds 1971 verrichte onderzoek bij echte verkiezingen, het NKO (Nederlands Kiezers Onderzoek), om te zien of de stelling van De Graaf en al die anderen voor Nederland opgaat. Op de vraag waarom mensen op een bepaalde partij hebben gestemd, noemt een deel van de kiezers inderdaad personen en dan vooral lijsttrekkers. Maar dat deel is nooit groter dan tussen de tien en vijftien procent. En dit percentage schommelt: het is in de afgelopen dertig jaar helemaal niet gegroeid. Pieken vormden de verkiezingen van 1977 en 1998. Dan blijkt trouwens ook dat het onderscheid ‘ persoon’ en ‘ partij’ niet zo simpel ligt. De verkiezingsstrijd van 1977 ging tussen Den Uyl en Van Agt, niet omdat zij personen waren, maar omdat zij hun partij als geen ander personifieerden. Uit onderzoek komt dan ook naar voren dat de voorkeur voor een bepaalde persoon sterk samenhangt met de partijvoorkeur.

Overigens behoorde het stemmotief ‘ personen’ alleen in deze twee jaren tot de vijf meest genoemde stemmotieven. (1977: vierde, 1989: vijfde). In het NKO is ook nagegaan wat het stemmen op een lijsttrekker betekent: een stem op een specifieke persoon, of een stem op de partij die hij of zij aanvoert. Dan blijkt 23 procent vooral de persoon te hebben willen steunen, maar voor de overgrote meerderheid van de kiezers is een stem op de lijsttrekker een stem op de partij. Als men de gegevens per partij bekijkt, dan valt het resultaat onder PvdA-kiezers op – althans voor wie is afgegaan op het beeld dat Wouter Bos de partij in 2002 uit het dal heeft gesleept. Dit nu blijkt ook een vorm van modern bijgeloof te zijn. Van de kiezers op de lijsttrekker van de PvdA deed niet meer dan 21 procent dat om Bos te helpen. Vier keer zoveel van die kiezers wilden met hun stem juist de gehele partij steunen. Op de vraag of men ook op de lijsttrekker had gestemd als deze op een lagere plaats had gestaan, antwoordde 70 procent van de mensen die bij de verkiezingen op de lijsttrekker zeiden te hebben gestemd: neen. Ze zouden dan opnieuw op de lijsttrekker hebben gestemd. Het Nederlandse onderzoek bevestigt nogmaals dat burgers bovenal op partijen en programma’s stemmen en niet op personen, die daar los van gedacht zouden moeten worden. Dit geldt zelfs voor de LPF: de kiezers op de partij van Fortuyn waren vooral gemotiveerd door inhoudelijke standpunten over integratie en immigratie waarmee hij vereenzelvigd werd.

Maar minister De Graaf, het kabinet, de grote partijen, commentatoren en spraakmakers kletsen elkaar allemaal na over de overgang van partijendemocratie naar personendemocratie. Blind voor de werkelijkheid volharden zij in dit moderne bijgeloof.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
19-08-2004

« Terug naar het overzicht