MACHT EN GETAL

In Polen zijn de gemoederen over de Europese constitutie al hoog opgelopen. De strijdleus daar luidt: 'Nice of de dood.' Het is een leuze die buiten Warschau en omstreken enige toelichting behoeft. 'Nice' is de stad waar in december 2000 de voorlaatste intergouvernementele conferentie (IGC) van de Europese Unie werd afgesloten met een tamelijk chaotische topconferentie van staatshoofden en regeringsleiders. De neerslag daarvan is het Verdrag van Nice. Daarin is het aantal stemmen van de lidstaten bij meerderheidsbeslissingen opnieuw bepaald, en alvast ook dat van de nieuwe lidstaten. Nederland slaagde er bijvoorbeeld in een stem meer te verwerven dan Belgie (13-12), een succes dat de verhoudingen met onze zuiderburen geen goed heeft gedaan. En aspirant-lid Polen kreeg maar liefst 27 stemmen toegewezen.

De IGC die begin oktober van start ging, heeft tot doel een definitief ontwerp voor de Europese constitutie vast te stellen. In het nu voorliggende ontwerpverdrag, opgesteld door de zogenoemde Europese Conventie, is het stemgewicht van Polen tot meer realistische proporties teruggebracht door het te koppelen aan de bevolkingsomvang. Maar Polen houdt vast aan zijn eerdere overbedeling en dreigt de Europese constitutie anders niet goed te keuren.

Oorspronkelijk was het aantal inwoners echter niet de maat van de relatieve macht in de instituties van Europese integratie. Deze begon in 1951 met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), waarvan Frankrijk, de Bondsrepubliek, Italie en de Beneluxlanden deel uitmaakten. In de EGKS werden de stemverhoudingen in het Raadgevend Comite bepaald op basis van de omvang van de kolen- en staalproductie van de afzonderlijke lidstaten.

Bij de latere instituties van de Europese integratie is het aantal inwoners van een lidstaat de weegfactor voor de macht geworden. Optimisten zullen zeggen: op grond van de principes van de democratie. Die zijn echter bij de institutionele vormgeving van wat nu de Europese Unie heet, nooit van overheersende invloed geweest. Ik vermoed dat een heel andere overweging niet alleen stilzwijgend, maar waarschijnlijk ook onbewust, doorslaggevend is geweest. Die luidt dat de macht van een staat afhankelijk is van de omvang van zijn bevolking, omdat die bepaalt hoe groot zijn krijgsmacht kan zijn. Dit argument kreeg in de tweede helft van de negentiende eeuw door dienstplicht en massalegers steeds meer vanzelfsprekendheid. Aan de (zoals later bleek) vooravond van de Eerste Wereldoorlog verlengde de Franse regering bijvoorbeeld de dienstplicht tot drie jaar. Dat was een maatregel ter compensatie van het feit dat de Franse bevolking kleiner van omvang was dan die van de vermoedelijke tegenstander, Duitsland. Na de Eerste Wereldoorlog voerden de Fransen een bevolkingspolitiek - geobsedeerd als zij waren door de angst te ver in inwonertal achter te raken bij Duitsland. De Sovjet-Unie stimuleerde tot aan haar ondergang al evenzeer geboorten, teneinde over voldoende kanon- nenvoer te kunnen beschikken.

Ondanks alle mooie praatjes is de Europese Unie nog steeds een vooral economische en (deels) monetaire gemeenschap. Zolang er in dit Europa een tamelijk duidelijke correlatie bestond tussen economische macht en inwonertal, was het geen probleem dat dit laatste dienst deed als criterium voor de onderlinge politieke machtsverhoudingen. Dat veranderde al met het lidmaatschap van Spanje, naar aantal inwoners de vijfde lidstaat, maar economisch veel lager in de Europese rangorde. Iets wat zich onder meer vertaalt in de verslaving van Spanje aan Europese regiofondsen. Een verslaving die het vanwege zijn politieke gewicht kracht kan bijzetten.

Het heeft er ook toe geleid dat Spanje zich niet alleen politiek, maar ook financieel kon verbinden aan de Irak-politiek van president George W. Bush (ondanks het feit dat meer dan 90 procent van de Spanjaarden tegen die oorlog was). Deze financiele vrijgevendheid van premier Aznar (die tussen Blair en Bush op de winderige Azoren mocht poseren voor een 'photo opportunity') komt zo echter voor rekening van onder anderen de Nederlandse belastingbetaler.

Met de uitbreiding van de Europese Unie wordt de discrepantie tussen economische macht en inwonertal alleen maar groter. De grootste van de nieuwe leden, Polen, behoort ook tot de armste, maar permitteert zich op kosten van de kleinere en grotere rijke lidstaten nu al politieke stellingnames die het zich buiten de Unie niet had kunnen permitteren. Het is maar een voorbeeld dat aantoont dat de uitbreiding van de Europese Unie tot haar politieke verzwakking gaat leiden.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
08-11-2003

« Terug naar het overzicht