Legende wint het van de waarheid

 

In de laatdunkende commentaren over dutchbat III keren twee aantijgingen die kant noch wal raken steeds terug.


Eén van de laatste colleges die ik gaf aan de voormalige Rijksuniversiteit van Leiden moest gaan over Srebrenica. Dit vond men toen (2002) een geschikt onderwerp voor de introductiebijeenkomst van eerstejaarsstudenten politicologie. Om mijn betoog kracht bij te zetten bracht ik een enorme koffer op wieltjes mee naar de collegezaal, die uitpuilde van de boeken, rapporten en documentatiebundels die ik sinds 1995 over Srebrenica had verzameld. Sindsdien is er overigens in Nederland minstens een half dozijn boeken bijgekomen.

Je zou verwachten dat na uitvoerige parlementaire onderzoeken, waaronder een officiële parlementaire enquête, en een vijfdelig, vele duizenden pagina’s beslaand rapport van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (Niod), nu wel vast staat wat er is gebeurd in Srebrenica, toen de Bosnische enclave in juli 1995 onder de voet werd gelopen door het Bosnisch-Servische leger van generaal Ratko Mladic.

Dat is ook zo. Over de feitelijke toedracht is allang geen twijfel meer mogelijk. De zaken die nooit zijn opgehelderd, en die ook wel nooit zullen worden opgehelderd, behelzen de besluitvorming in de top van de VN en Unprofor in die dagen.

Voor wie het vergeten is: de enige militaire bescherming waarin was voorzien, bestond eruit dat in geval van nood de Nederlandse VN-eenheid in Srebrenica zou worden verdedigd door luchtaanvallen van de Navo op de stellingen van Mladic. Bescherming van de bevolking van Srebrenica maakte geen deel uit van een VN-plan. De door Dutchbat III gevraagde luchtaanval is er nooit gekomen.

Opheldering zou opening van Franse en VN-dossiers vereisen. Frankrijk denkt daar niet aan. Zelfs als VN-dossiers mogen worden ingezien, zullen ze niets opleveren. Ik weet uit betrouwbare bron dat de bevelhebber van Unprofor, de Franse generaal Janvier, over zo’n luchtaanval noch met het VN-hoofdkwartier, noch met de Navo contact heeft opgenomen, ook al beschik ik niet over een schriftelijk bewijsstuk – en bescherm ik vanzelfsprekend mijn bron.
Maar de steeds weer oplaaiende discussie over Srebrenica gaat nooit dáárover. Ook niet over de permanente leden van de Veiligheidsraad, die willens en wetens – ze zijn voor een afloop als in Srebrenica gewaarschuwd –  ‘safe areas’ instelden die niet beschermd konden en niet beschermd mochten worden. In plaats daarvan gaat het steeds weer over het handjevol Nederlandse Unprofor-militairen, dat weerstand moest bieden aan het brute optreden van Mladic en de zijnen.

De veteranen van Dutchbat III kregen deze week een herinneringsteken uitgereikt, overigens een normale gang van zaken voor eenheden die aan een of andere buitenlandse operatie hebben deelgenomen. Dat was aanleiding tot allerlei laatdunkend commentaar.

In die commentaren was steeds weer sprake van twee beschuldigingen aan het adres van Dutchbat III. De eerste luidt dat de troepen hebben nagelaten de enclave te beschermen, terwijl dat toch hun taak was. De tweede dat de Nederlandse VN-eenheden ‘ onder hun ogen’ achtduizend Bosnische moslimmannen hebben laten afvoeren en afslachten.

Beide aantijgingen raken kant noch wal. Zij zijn meer dan voldoende weersproken, onder andere in het Niod-rapport. Dutchbat III was niet in Srebrenica om de enclave te beschermen. Het was daar om toe te zien op het – veronderstelde – bestand tussen Bosnische Serviërs en Bosnische moslims. Daarom was het ook niet uitgerust om werkelijk te vechten. Scherpschutters moesten zelfs hun telescoopvizieren demonteren om geen agressieve uitstraling te krijgen. Volgens het mandaat van de VN mocht Unprofor alleen in geval van zelfverdediging van zijn wapens gebruik maken, pas als het vuur op hen was geopend.

De mannen van Srebrenica die door de troepen van Mladic zijn vermoord, verzamelden zich enkele tientallen kilometers van de Nederlandse basis in Potocari om een uitval richting Tuzla te wagen. Ze zijn daarbij afgeslacht door de Bosnische Serviërs. De Nederlandse troepen in Potocari hadden daar geen weet van. Zij hadden slechts te maken met een opeengepakte menigte van twintigduizend vrouwen en kinderen en enkele honderden mannen die naar de Nederlandse basis waren gevlucht.

Maar de waarheid is minder gewild dan de legende, en deze week zagen we allerwegen hoe hoogleraren als Selma Leydesdorf en hoofdartikelenschrijvers in de Volkskrant en NRC Handelsblad hun morele verontwaardiging botvierden op basis van deze aangetoonde leugens .

Ze bevinden zich in goed gezelschap: in zijn veel geprezen geschiedenis van het naoorlogse Europa, Postwar, dist Tony Judt ook weer eens de legende op van de laffe Nederlanders.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
07-12-2006

« Terug naar het overzicht