Kunst gaat voor politiek

 

Kunst gaat voor politiek

de combinatie opera en wagner was voldoende om het etiket ‘elitaire fascist’ opgeplakt te krijgen.

bart tromp


Over het congres van de Partij van de Arbeid vorige week was nadien niet veel te vinden in de media. Breed uitgemeten alleen het slot: de toespraak van fractieleider Wouter Bos, waarin hij zichzelf tot kandidaat-premier proclameerde.
Zo’n PvdA-congres ziet er tegenwoordig wel heel anders uit dan vroeger. De vorige keer, in de Technische Universiteit Delft, dacht ik dat het om ongelukkige improvisatie in een verkeerd gekozen zaal ging. De herhaling toonde echter aan dat het hier om een welbewust concept gaat.
In de reusachtige jaarbeurshal was een soort circustent opgetrokken en in die tent stonden vier tribunes rond een vierkante piste. In de piste stond een spreekgestoelte met één, en verderop een installatie met zes microfoons. Beide leken vervaardigd door een liefhebber van knutselen met luciferstokjes. Boven de piste hing een enorme dobbelsteen; op de verticale zijden daarvan werd het hoofd
van degene die sprak geprojecteerd. Deze technologische hoogstand nam echter niet weg dat de spreker altijd driekwart van zijn gehoor niet kon zien, terwijl omgekeerd drie van de vier tribunes slechts zicht boden op zijn of haar kont.
Aldus is een eind gemaakt aan de ouderwetse situatie waarin iemand vanachter een spreekgestoelte een zaal toespreekt. Gelukkig ging de vernieuwing op dit congres niet zover dat elk onderwerp ingeleid werd door iemand die een column voorlas. Belangwekkend was ook waar te nemen dat de modernisering van de sociaaldemocratie zich nu ook tot kledij uitstrekt. De top van de partij draagt in navolging van Wouter Bos hetzelfde uniform: donker kostuum, lichtblauw overhemd, geen das.
Dat ik de middagzitting miste, kwam voort uit een principe dat ik mij lang geleden eigen heb gemaakt. Ik was toen lid van de Partijraad van de PvdA, een lichaam waarvoor Kamerleden sidderden, hoewel het formeel alleen over huishoudelijke zaken bevoegdheid had. Vers in het geheugen lag nog hoe in oktober 1977 de Partijraad vorming van een tweede kabinet Den Uyl had getorpedeerd.
Eind augustus 1978 zou de verplichte halfjaarlijkse vergadering zijn. In juli kreeg ik bericht van vrienden: men had de hand weten te leggen op een aantal kaartjes voor de Bayreuther Festspiele. Ik kon er ook één krijgen. Dat was niet niks, de wachttijd voor Wagners walhalla bedroeg toen een jaar of vijf. Natuurlijk zei ik ja, maar vervolgens begon ik uit te rekenen hoe ik het bijwonen van de Ring des Nibelungen in de laatste week van augustus kon combineren met mijn plicht als lid van de Partijraad.
Dit bleek niet te doen. Zelfs als ik onmiddellijk nadat het doek in Götterdämmerung was gevallen de nachttrein in Neurenberg zou nemen, zou ik toch op zijn vroegst ’s zaterdagmiddag vier uur het multifunctionele centrum in Osdorp betreden, net op tijd voor de slottoespraak van Joop den Uyl. Ik begrijp het nu nog niet, maar ik zegde uit plichtsbesef het bezoek aan
Bayreuth af.
Vervolgens werd de partijraad twee weken verplaatst, naar een zaterdag waarop ik al had toegezegd ergens een lezing te houden, zodat ik alsnog verhinderd was. In november stemde de gewestelijke jaarvergadering mij uit de Partijraad, met als argument mijn afwezigheid. Het leek mij toen niet zinnig mij te verdedigen door de ware toedracht uit de doeken te doen. In die tijd was de combinatie van opera en Wagner voldoende om het etiket ‘ elitaire fascist’ opgeplakt te krijgen. Wel besloot ik ter plaatse in de rest van mijn leven kunst altijd vóór politiek te laten gaan.
Vandaar dat ik verleden zaterdag het congres verliet en mij naar het Concertgebouw spoedde voor een uitzonderlijk concert, een repliek van een concert dat in april 1814 een aantal keren in Wenen is uitgevoerd onder leiding van de componist, Ludwig van Beethoven.
Onderdeel was het vrijwel nooit gespeelde Wellingtons Sieg, dat de overwinning van de Britse veldheer op de Fransen in de slag bij
Vitoria overdonderend verbeeldt. Deze curieuze muzikale veldslag leverde Beethoven meer inkomsten op dan elke andere compositie en terwijl de kanonschoten en geweersalvo’s door de Grote Zaal daverden, dacht ik aan het Weense publiek dat zo het einde van de napoleontische oorlogen moet hebben gevierd – een week daarvoor was Napoleon naar Elba verbannen.
’s Avonds zag ik op tv wat ik niet gemist had.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
15-12-2005

« Terug naar het overzicht