Iemand moet het zeggen

Iemand moet het zeggen

 

Deze column is noodzakelijkerwijs een vervolg op de voorgaande over de voorgenomen ‘ politieke vernieuwingen’ van het kabinet-Balkenende II. Noodzakelijkerwijs, want in voorgaande artikelen heb ik mij gebogen over de dubieuze achtergrond van de voorgestelde vernieuwingen, die men volgens mij terecht niet als verbeteringen durft te presenteren.Dat deze nu kabinetsvoornemens zijn, is enkel en alleen het gevolg van handjeklap: CDA en VVD betaalden zo D66 de prijs om aan een parlementaire meerderheid te komen. D66 incasseerde die prijs graag. Volgens de democratische beginselen van D66 mochten de leden zich vervolgens niet uitspreken over de toetreding van de partij tot een rechts kabinet. Daarna heb ik een merkwaardige tegenstrijdigheid onthuld in de kabinetsvoornemens. Deze worden voorgesteld als ‘ een versterking van de democratie’. Tegelijkertijd wil dit kabinet de invoering van zijn voornemens zó regelen dat de kiezer er niets over te zeggen krijgt. Over deze vernieuwingen moet de Tweede Kamer besluiten zonder dat de kiezers zich daarover hebben kunnen uitspreken. Of liever gezegd: voorzover ze dat hebben gedaan, sprak nauwelijks vijf procent van hen zich daarvoor uit. De koninklijke weg, vernieuwing via een wijziging van de Grondwet, waardoor alle stemgerechtigden de kans krijgen zich over een fundamentele wijziging van het politieke stelsel uit te spreken, proberen Balkenende en de zijnen te ontlopen. De kampioen van democratische vernieuwing, D66, moet er al helemaal niets van hebben dat zijn ‘ kroonjuwelen’ langs democratische weg uit het kluisje worden gehaald waar ze al tientallen jaren rusten.

Met dat al is zo nog niets gezegd over de inhoudelijke voor- en nadelen van een nieuw kiesstelsel, zoals kort geleden voorgesteld door de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing, Thom de Graaf (D66). Volgens dit voorstel wordt de helft van de Tweede-Kamerzetels bezet door kandidaten die landelijk zijn gekozen, en de andere helft door ‘ regionaal’ gekozen volksvertegenwoordigers. Zo’n ‘ gemengd stelsel’ zou het grote voordeel bieden dat ‘ de band tussen kiezer en gekozene’ wordt versterkt.

Een kiesstelsel dat enkel en alleen op rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordigers is gebaseerd, kent grote nadelen, constateert het kabinet (want het gaat hier om een Hoofdlijnennotitie, waarvoor het gehele kabinet tekent). Een ‘ echt’ districtenstelsel, waarbij het land is verdeeld in 150 enkelvoudige kiesdistricten, waarbij in elk district de kandidaat met de meeste stemmen wordt gekozen, heeft ‘ het grote risico van aantasting van de evenredige vertegenwoordiging’, heet het eufemistisch in de notitie. Wat het kabinet niet durft schrijven, is dat in zo’n stelsel minimaal 49,99 procent van de kiezers niet in het parlement is vertegenwoordigd. Als bezwaar onderkent het kabinet het probleem dat de grenzen van kiesdistricten politiek voordelig worden getrokken, een praktijk die in de Angelsaksische wereld bekend staat als ‘ gerrymandering’. De verkiezingsoverwinning van de Republikeinen in het Huis van Afgevaardigden bij de tussentijdse verkiezingen in de Verenigde Staten van vorig jaar was bijvoorbeeld vrijwel geheel toe te schrijven aan de herindeling van de kiesdistricten die de Republikeinse meerderheid had afgedwongen.

Geen enkelvoudige kiesdistricten dus, maar meervoudige, waarin per district maximaal vijf à zes Kamerleden worden gekozen. Maar in kiesdistricten van enkele honderdduizenden stemgerechtigde burgers is de band tussen kiezer en gekozene toch geen andere dan in het huidige stelsel, waarin per kieskring landelijke kandidaten worden gekozen. Ik weet trouwens nog steeds niet wat die band tussen kiezer en gekozene inhoudt, laat staan waarom die op basis van een regionaal stelsel gestalte moet krijgen. Dat laatste zou alleen maar zin hebben als de voornaamste politieke problemen regionaal van aard zijn en om regionale politieke vertegenwoordigers vragen. Zelfs dan biedt het bestaande systeem daarvoor alle mogelijkheden. In de achttien kiesdistricten kunnen politieke partijen per district ‘ regionale’ kandidaten verkiesbaar stellen, en dat doen ze ook, met meer of minder succes. Anderzijds zijn er ook Kamerleden die juist niet op regionale basis een kennelijke band met de kiezer hebben. Neem het vertrekkende Kamerlid Erica Terpstra, die (om mij onbegrijpelijke redenen) steeds tienduizenden voorkeurstemmen van ouderen kreeg.

Ik ga nu niet in op ernstige bezwaren tegen het voorgestelde nieuwe kiesstelsel. Hier houd ik het bij de constatering dat het geen enkele verbetering inhoudt ten opzichte van bestaande systeem.

De Hoofdlijnennotitie deelt parmantig mee dat ‘ het kabinet niet overtuigd is door de bezwaren (… ) tegen het invoeren van districten’, alsof één lid van dit gezelschap er ook maar ooit blijk van heeft gegeven zich daarin te hebben verdiept.

Met uitzondering van minister Thom de Graaf. Tien jaar geleden was hij lid van de commissie-De Koning, die met kracht van argumenten een stelsel als nu voorgesteld terecht naar de prullenbak verwees.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
11-12-2003

« Terug naar het overzicht