Hoofddoekjes en vrijheid van meningsuiting

Het is uiting van dezelfde puberale rebellie als het dragen van baseballpetten (liefst omgekeerd)


Een recente opiniepeiling bracht aan het licht dat grote meerderheden van de Nederlanders vinden dat het dragen van islamitische hoofddoekjes in publieke functies wettelijk verboden zou moeten worden. Die meerderheden variëren van 57 procent die principieel bezwaar maakt tegen leraressen met een hoofddoek, tot 81 procent die rechters met zulke hoofddoekjes niet aanvaardbaar achten.

Ambtenaren en wethouders denken milder hierover. Twee jaar geleden gold dat laatste nog over de hele linie bij een identiek onderzoek. Dat was ruim ná de aanslagen van 9 september 2001. Sindsdien is het klimaat ten opzichte van moslims dus (verder?) verhard.

Een politiek correcte reactie volgde van Edith Snoey, voorzitter van de ambtenarenbond AbvaKabo FNV. De bond is tegen een wettelijk verbod, omdat de vrijheid van meningsuiting het zwaarst weegt. Niettemin tekende zij aan dat werknemers in de publieke dienstverlening neutraliteit en daarmee onpartijdigheid moeten uitstralen. Bij bepaalde functies, zoals in de rechterlijke macht en de politie, kon wat haar betreft in redelijkheid gevraagd worden zich aan afspraken met de werkgever te houden om geen religieuze uitingen te dragen. Het is wel heel omzichtig geformuleerd, want volgens mij hoor je je zonder meer aan afspraken te houden.

Dit AbvaKabo-standpunt was ook dat van de Tweede Kamer toen de LPF vorig jaar een motie indiende om het dragen van hoofddoekjes voor ambtenaren in functie te verbieden. De LPF vond dat de zichtbare neutraliteit van de overheid zwaarder woog dan de vrijheid van (religieuze) meningsuiting. Die motie werd dus verworpen.

Het politiek correcte standpunt is even oppervlakkig als onnozel. Het begint er al mee het dragen van een hoofddoek als een traditionele individuele religieuze meningsuiting te beschouwen. Het dragen van hoofddoekjes door islamitische vrouwen in West-Europa is echter een ‘ uitgevonden traditie’. De Franse antropologe Germaine Tillon toonde al in de jaren vijftig aan dat islamitische migranten uit de Maghreb pas na vestiging in Frankrijk al dan niet gedwongen tot het dragen van hoofddoekjes overgingen. En al heel lang geleden trad de vorig jaar overleden arabist J. Brugman op als getuige deskundige in de zogenaamde Alphense hoofddoekjesaffaire. Enkele Marokkanen hadden daar van het gemeentebestuur geëist dat hun dochters in de schoolklas hun hoofddoekjes niet af hoefden doen, met als argument dat het dragen ervan is voorgeschreven in de Koran. Brugman had niet veel moeite met zijn getuigenis: hoofddoekjes komen in de Koran in het geheel niet voor.

Het dragen van een hoofddoek is dus in het geheel geen religieuze plicht, maar een religieuze keuze. En zelfs dat laatste is maar de vraag. De hoofddoekjesrage onder immigranten van islamitische afkomst is voor een groot deel uiting van dezelfde puberale rebellie en aanstellerij als het dragen van baseballpetten (liefst omgekeerd opgezet) door andere groepen. Overigens moet het wel een letterlijk oppervlakkige religieuze overtuiging zijn die zo afhankelijk is van bepaalde kleding.

Als het dragen van een hoofddoekje geen religieuze plicht is, is het in veel gevallen ook geen individuele keuze, maar wordt het afgedwongen door familie. Dan is dus juist niet van vrijheid van meningsuiting sprake, iets waaraan in het huidige politiek correcte standpunt geheel wordt voorbijgegaan.

Opkomen voor de vrijheid van meningsuiting (en voor de zelfstandigheid van vrouwen) zou dan juist inhouden ervoor zorg te dragen dat hoofddoekjes niet gedragen hoeven te worden. Eén middel daartoe is het dragen ervan niet alleen bij publieke functies, maar ook in publieke ruimtes als scholen te verbieden.

Dat is na een lang en serieus debat, dat vrijwel helemaal aan Nederland voorbij is gegaan, vorig jaar in Frankrijk gebeurd. Ik ben daarvoor, juist om de emancipatie en vrijheid van zulke meisjes mogelijk te maken. Toen in Den Haag, op aandringen van een PvdA-wethouder, op de laatste openbare school waar dat nog bestond, het verbod op het dragen van hoofddoekjes werd afgeschaft, kregen de meisjes van Marokkaanse afkomst die ze niet droegen van de hoofddoekjesdraagsters en hun broertjes te horen dat ze hoeren waren.

Dit voorval staat niet op zichzelf. Maar in Nederland is niemand nog op het idee gekomen om de druk en discriminatie die binnen en door islamitische groeperingen worden uitgeoefend in kaart te brengen, naar het voorbeeld van het rapport van de Commissie Stasi in Frankrijk.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
18-08-2005

« Terug naar het overzicht