Hoe overleef je 55 aanslagen

Hoe overleef je 55 aanslagen?

BART TROMP

De staat Albanië kwam tot stand nadat het Ottomaanse Rijk in de Eerste Balkanoorlog vrijwel al zijn Europese gebieden had verloren. Oostenrijk-Hongarije drong toen aan op de vorming van een onafhankelijk Albanië teneinde Servië havens aan de Adriatische Zee te ontzeggen. Rusland, de beschermheer van Servië, eiste vervolgens dat het grotendeels door Albanezen bewoonde Kosovo aan Servië toeviel.

De nieuwe staat had alle kenmerken van wat tegenwoordig een `failed state' heet. Het Ottomaanse bewind had zich beperkt tot militaire bezetting en het afdwingen van schattingen. Van een overheidsapparaat was geen sprake geweest. En dat veranderde niet na de rekrutering van een Duitse vorst, Wilhelm von Wied, als soeverein en de stationering van Nederlandse officieren om er een gendarmerie op te leiden.

Na de Eerste Wereldoorlog volgde een hernieuwde onafhankelijkheidsverklaring en de vorming van een voorlopige regering. Daarin kreeg Ahmed Zogollu de sleutelpost van minister van Binnenlandse Zaken en enkele staatsgrepen later was hij (1922) minister-president en feitelijk alleenheerser. Aan Zogollu heeft Jason Tomes nu de fascinerende biografie King Zog of Albania gewijd.

Zogollu was in 1895 geboren als zoon van de leider van de Mati-clan. Op zijn zestiende nam hij de functie van zijn jong gestorven vader op zich. Hij voerde de clan eerst aan in het verzet tegen de voorgenomen bestuurlijke hervormingen van de Turken: dienstplicht, belastingen, eenheidsschrift en Ottomaans recht. De autonomie die zo gewonnen werd, verdedigde hij vervolgens in de Eerste Balkanoorlog tegen Servië, Montenegro en Griekenland. Hij wist door de krijgers van verschillende clans erkenning te krijgen als commandant en verwierf een reputatie van onverschrokkenheid, die gestand werd gedaan in de Eerste Wereldoorlog. Dat optreden bezorgde hem de politieke macht waardoor hij, nog geen dertig jaar oud, minister-president kon worden. Als teken van zijn moderniseringsijver noemde hij zich voortaan Ahmed Zogu in plaats van Ahmed Zogolli Bey, een naam die alleen maar aan het Ottomaanse rijk zou herinneren. Niet veel later schafte hij de monarchie af, werd president en weer een paar jaar later, op 1 september 1928, heette hij Zog I, `koning van de Albanezen'.

Het Albanië waarvan Ahmed Zogu koning werd had wel iets van een wensdroom van de Burke Stichting. Het kende geen openbare scholen en ziekenhuizen, geen ambtenaren en dus ook geen bureaucratie. De vlaktax bedroeg zes procent, maar werd door de rijken ontdoken. De Albanezen gingen niet gebukt onder afhankelijkheid van de staat. De staatsmonopolies op legitiem geweld, rechtspraak en belastingheffing bestonden feitelijk niet.

Zog zorgde voor een zekere stabiliteit, onder zijn bewind was het gedaan met de bijna permanente burgeroorlog daarvóór. In dit Albanië werd de dienst niettemin feitelijk uitgemaakt door de clans en telde niet de wet van de staat, maar golden traditionele regels. Samengevat in de Kanon van Lek reguleerden deze tot in detail het instituut van de bloedwraak waarmee hun eer en autonomie werd verzekerd. Van de 1.832 officieel geregistreerde moorden tussen 1930 en 1938 kwamen er 756 op het conto van bloedwraak, maar dit was waarschijnlijk een onderschatting. Zelfs de schaarse politie was er niet van overtuigd dat liegen, stelen en moorden in het belang van de eigen clan fout was.

De weinige middelen waarover de staat beschikte, moest Zog allereerst gebruiken om de stamhoofden af te kopen, wat goedkoper was dan het onderdrukken van opstanden. In feite was het enige middel om aan overheidsgeld te komen het verkopen van concessies aan buitenlandse ondernemingen. Dit liep op niets uit. Uiteindelijk werd de Albanese staat afhankelijk van Italiaanse leningen en subsidies. Koning Zog werkte van de vroege morgen tot de late avond. Het mocht niet baten: zijn door Atatürk geïnspireerde moderniseringspogingen bleken niet voldoende om de machtsstructuur van de clans te breken. Albanië was (en is?) wat dit aangaat een klassiek voorbeeld van `strong societies, weak states'. King Zog of Albania geeft een helder inzicht in wat het werkelijke probleem vormt van wat zo misleidend `failed states' worden genoemd.

Omdat Zog in zijn politieke loopbaan in tientallen bloedvetes betrokken was geraakt, verbleef hij vrijwel uitsluitend op het terrein waar zich zijn bescheiden paleis en het huis van zijn moeder en zijn zes zusters bevonden, zwaar bewaakt door een koninklijke garde die exclusief was samengesteld uit mannen van zijn clan. De monarchie deed onvermijdelijk denken aan operette-vorstendommen en de zes zusters van Zog mochten van hun broer niet te vaak in nationale klederdracht verschijnen, om in het buitenland associaties met Léhars Die lustige Witwe te voorkomen. Een foto van Zog met drie van zijn zusters in zomeruniformen van een denkbeeldige Albanese marine maakt iets duidelijk van zijn zorg.

Wie monarchie zegt, zegt dynastie. Om politieke redenen was een verbintenis met een Albanese uitgesloten. Maar om diezelfde redenen kon Zog ook geen Griekse, Joegoslavische of Italiaanse huwen, hoewel Mussolini verschillende gravinnen in de aanbieding deed. In 1938 had Zog eindelijk een geschikte kandidate gevonden: een beeldschone jonge gravin van verarmde Hongaarse adel en op 5 april 1939 kreeg het Huis van Zog een mannelijke troonopvolger. Diezelfde dag arriveerde ook een Italiaans ultimatum dat van Albanië een wingewest zou maken. Zog weigerde en op 7 april, Goede Vrijdag, volgde de Italiaanse invasie.

Zog was het eerste staatshoofd in ballingschap van de Tweede Wereldoorlog, maar hij werd nauwelijks serieus genomen. Tijdens de oorlog steunden de Britten niet zijn aanhangers, maar de communisten van Enver Hoxha, een onderwijzer die dankzij Zog aan de universiteit van Montpellier had kunnen studeren. Zog overleefde 55 moordpogingen. Hij stierf in 1961 in ballingschap. In het huidige Albanië herstelt zijn reputatie zich van de inktzwarte kleuren waarin deze onder het communisme was geschilderd. Herstel van de monarchie is in de jaren negentig bij referendum afgewezen, na een mislukte poging daartoe van zijn zoon Leka.

Jason Tomes: King Zog of Albania. Europe's Self-made Muslim Monarch. New York University Press, 312 blz. €40,49

Koning Zog, tweede van links, met drie van zijn zes zusters Uit besproken boek

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
NRC Handelsblad
Datum verschijning
28-10-2005

« Terug naar het overzicht