Herontdekking van de wereld


Elsevier 17-04-2004

Dat is de titel van de recente notitie van ‘Clingendael’, het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen, waarvan ik één van de auteurs ben. De titel behelst een oproep. De naoorlogse peilers van de internationale positie van Nederland, belichaamd in de NAVO en de Europese Unie, zijn aan betonrot onderhevig. Nederland kan daarom niet meer volstaan met blindelings vertrouwen op zijn transatlantische en Europese banden. Het moet de wereld daarbuiten herontdekken, bij het zoeken naar een nieuwe buitenlandse politiek, die zich rekenschap geeft van de veranderende wereldorde in de komende vijftig jaar.

          In mijn bijdrage aan de ‘Clingendael’-notitie heb ik daarvoor een aantal overwegingen en elementen aangedragen. De snelle economische groei van China en India leidt op termijn niet alleen tot een andere constellatie in de wereldeconomie, maar zal ook politiek niet zonder gevolgen blijven. De Verenigde Staten blijven nog lang de belangrijkste staat in de wereld, maar hun relatieve machtspositie zal verder dalen en zij zullen minder en minder in staat en bereid zijn verantwoordelijkheid te dragen voor de internationale orde. Deze ontwikkelingen bedreigen op langere termijn zowel de politieke stabiliteit als ook de economische orde.           Iedereen heeft tegenwoordig de mond vol over ‘globalisering’ – een lelijk anglicisme voor ‘mondialisering’. Maar het lijkt er meer op dat de wereldeconomie ten koste gaat van de vorming van drie grote handelsblokken, een Noord-Amerikaans, een Europees en een Oost-Aziatisch. Daarbij zijn de vooruitzichten voor Europa allerminst florissant, zowel politiek als economisch, mede door de negatieve demografische ontwikkelingen in ons werelddeel.

          Nederland blijft aangewezen op Europa, maar het moet zich daar niet in opsluiten. Daarvoor zijn de risico’s te groot, als men bij voorbeeld in aanmerking neemt dat Jacques Delors, de nu al legendarische oud-voorzitter van de Europese Commissie, in zijn kort geleden verschenen mémoires over tien tot vijftien jaar ‘het einde van de Europese constructie’ voorziet. Aangenomen tenminste, zo stelt hij, als de huidige neiging de Europese instituties te verzwakken ten gunste van intergouvernementele samenwerking zich doorzet.

          Discussies over de rangorde van lidstaten gaan vaak over de vraag of ons land de grootste van de kleine landen is, of de kleinste van de grote. Dat is weinig vruchtbaar. Relevanter is of Nederland niet een bepaalde positie in Europa inneemt, en of het niet moet proberen daar een passende rol bij te zoeken, ook in zijn buitenlandse politiek. Dan blijkt dat Nederland, zowel geografisch en economisch als historisch meer kosmopolitisch is georiënteerd dan de meeste andere landen in Europa.

          Een niet onbelangrijke indicatie daarvan is de ontwikkeling van Den Haag tot centrum van het internationaal recht. Het begon min of meer bij toeval, toen Huis ten Bosch werd uitgekozen als locatie voor de Eerste Vredesconferentie in 1899. Dat leidde een paar jaar later tot de bouw van het Vredespaleis, nu zetel van het Internationaal Hof van Justitie. Tegenwoordig vind men hier ook de zetels van het Joegoslavië-tribunaal, van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens en het Internationaal Strafhof. De aanwezigheid van deze en andere instanties is meer dan symbolisch voor het belang dat Nederland hecht aan een internationale orde die door wet en recht wordt gereguleerd. Dat is namelijk niet alleen een demonstratie van volkenrechtelijk idealisme, maar vooral ook ingegeven door de wetenschap dat zo’n wereldorde juist voor Nederland een noodzakelijke voorwaarde is om zijn welvaart te behouden, zoniet te vergroten.

          Eén van de geschriften die aan de internationale rechtsorde ten grondslag ligt, is het beroemde Mare Liberum van Hugo de Groot, waarin deze de vrije vaart op zee verdedigt. Dat was niet een vorm van getuigenispolitiek, los van de harde politieke realiteit. Integendeel. Toen Hugo de Groot zijn meesterwerk schreef was de Republiek der Zeven Provinciën de hegemoniale mogendheid in de wereldeconomie. Dit kwam onder andere tot uiting in het feit dat de toenmalige wereldhandelsvloot voor meer dan de helft zijn thuishaven in de Republiek had. Vrije vaart was toen voor ons land levensnoodzaak.

          Een nieuwe oriëntatie van de Nederlandse buitenlandse politiek kan en mag niet zijn traditionele transatlantische en Europese banden verwaarlozen. Maar wat ik ‘een nieuwe zelfstandigheidspolitiek’ heb genoemd, laat het daar niet bij en verruimt het blikveld, met als uitgangspunt het streven naar een stabielere wereldorde.  

 

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
17-04-2004

« Terug naar het overzicht