Europees referendum geduid.


Elsevier 23-07-2005

Een paar weken geleden toonden de Kamerleden Niesco Dubbelboer (PvdA), Farah Karimi (GroenLinks) en Boris van der Ham (D66) zich buitengewoon tevreden met het raadgevend referendum over het ‘Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa’, waartoe zij indertijd het initiatief hadden genomen. (de Volkskrant, 9 juli) Dat de uitslag nu juist dwars inging tegen hun standpunt, dat maakte het eigenlijk alleen maar mooier, ‘het politieke establishment’ werd zo gecorrigeerd in ‘hun plannenmakerij’. 

‘Het principe van elk referendum is dat het mandaat teruggaat naar het hoogste orgaan in de democratie, de bevolking’, schreven deze volksvertegenwoordigers. Welk mandaat, en van wie? In welk opzicht is ‘de bevolking’ een ‘orgaan in de democratie’? En was dit referendum niet een raadgevend referendum, een advies aan de volksvertegenwoordiging? 

De meeste politieke partijen hebben de uitslag van dit referendum echter opgevat als een beslissende volksraadpleging, met als resultaat dat er in de Tweede Kamer helemaal niet een debat over het Europees Verdrag heeft plaatsgevonden, waarin argumenten voor en tegen konden worden uitgewisseld. 

De drie Kamerleden hebben wel enige kritiek op de gang van zaken, maar die richt zich geheel op de onafhankelijke referendumcommissie. Dat de drie politieke partijen, die later de opportunistische steun van de VVD, kregen, het vrijwel af hebben laten weten nadat het besluit tot dit referendum was genomen, daarover zwijgen zij, om vervolgens op te roepen tot nog meer referenda, omdat er dan een gelijkwaardige dialoog zou zijn tussen de kiezer en de gekozen vertegenwoordiger. De logische consequentie van dit argument is de afschaffing van de vertegenwoordigende democratie. Dan is immers de ongelijkwaardigheid tussen kiezer en vertegenwoordiger definitief opgeheven.

Vanzelfsprekend gaan de drie helemaal niet in op de problemen van referenda, terwijl het over ‘Europa’ daarvan winkelmodel was. Het ontwerp Europese Verdrag was simpelweg veel te gecompliceerd om er van kiezers een inhoudelijk oordeel over te vragen. Dat vertaalde zich in twee kwesties. De eerste was dat veel kiezers (en nog meer thuisblijvers) eenvoudigweg niet wisten waarover ze konden stemmen. De tweede dat aan vóór- zowel als tegenstemmen geheel uiteenlopende motieven ten grondslag lagen, die echter niet uit de uitslag kunnen worden afgeleid. Met als resultaat dat geheel onduidelijk is welke politieke consequenties uit het ‘nee’ moeten worden afgeleid. Maar dat is een algemeen tekort van een negatieve referendumuitslag.

Voor de ‘duiding’ van de uitslag moet men terecht bij sociaal-wetenschappelijke analyse. Een uitvoerig onderzoek van Eurobarometer maakt die duiding mogelijk. Terwijl de drie Kamerleden als groot winstpunt aanvoeren dat de betrokkenheid bij Europese kwesties geweldig vergroot is, laten cijfers iets heel anders is. Meer dan de helft van de kiezers die thuisbleven, deden dat omdat ze zich onvoldoende geïnformeerd voelden. Van de voorstemmers vond 51% dat ze voldoende geïnformeerd waren, van de tegenstemmers vond 54% dat juist niet. 

Sterker nog, als men kijkt naar de redenen van de tegenstemmers om de ‘nee’-knop in te drukken, dan was veruit de voornaamste gebrek aan informatie (32%). Daarna volgen: ‘verlies aan nationale soevereiniteit’(19%), weerzin tegen het kabinet of bepaalde politieke partijen (14%) en ‘Europa is te duur’ (13%). Andere motieven van de neestemmers blijken veel minder aanhang te genieten. Slechts 6% stemde tegen uit verzet tegen verdere uitbreiding van de EU en niet meer dan 3% deed dat, omdat men Turkije niet in de EU wenste, 1% meer dan degenen die vonden dat het ontwerp-verdrag niets over mensen- en dierenrechten bevatte. (Die zagen kennelijk het tweede deel over de grondrechten over het hoofd).

Uit dit onderzoek komt ook naar voren dat de uitslag niet als tegen ‘Europa’ gericht kan worden uitgelegd: 82% van de ondervraagden onderschrijft de stelling dat het Nederlands lidmaatschap een goed ding is. Maar 50% vond ook dat voor de verdere constructie van Europa het grondwettelijk verdrag niet noodzakelijks was en een nog groter percentage (61%) had geen hoge dunk van de Europese instituties. 

Deze Eurobarometer bevat geen enkele reden om met enige tevredenheid op dit raadgevend referendum terug te kijken. Gebrek aan informatie onder de kiezers blijkt veruit de belangrijke factor bij opkomst en uitslag te zijn geweest, en de enorme variatie in motieven onder de neestemmers maakt het onmogelijk om uit de afwijzing een duidelijke politieke lijn af te leiden.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
23-07-2005

« Terug naar het overzicht