Ernest Mandel. Eerzaam strijder voor illusies

 

Ernest Mandel.Eerzaam strijder voor illusies

In de stampvolle zaal van de gereformeerde studentenvereniging VERA stel ik de grote Marx-kenner Ernest Mandel een vraag, naar aanleiding van zijn bijdrage aan de net verschenen congresbundel over ‘Honderd jaar Das Kapital’’. Mandel overziet met veldheersblik de menigte en zegt even niets. Dan: ‘Mijnheer, ik ben in mijn hele leven nog niet zo misverstaan geworden’. Zo werd ik op mijn nummer gezet als ‘krities’ student. Bedrukt thuisgekomen zocht ik de bijdrage van Mandel op in Kritik der politischen ökonomie heute. 100 Jahre ‘Kapital’. De uitspraak waarover ik mijn vraag had gesteld had ik letterlijk geciteerd. Dit bracht ik Mandel in een vriendelijk gestelde brief onder ogen. Uit Brussel kreeg ik enkele weken later antwoord. Ik werd bedankt dat ik hem attent had gemaakt op een grove misvatting die op onverklaarbare wijze in zijn bijdrage was afgedrukt. Daar had ik toen wel schik om, zo’n gewiekstheid.

Dit Groningse optreden (het moet in 1968 zijn geweest) vond plaats in Mandels glorietijd, die een kleine twintig jaar heeft geduurd. Dit was een periode waarin het er soms op leek dat zijn droombeeld van een socialistische revolutie niet helemaal irreëel was. De autoriteiten deden er alles aan om de vriendelijke theoreticus van het marxisme in zijn opvatting te sterken. Op het hoogtepunt van zijn roem had hij meer inreisverboden dan waar Karl Marx ooit last van heeft gehad. Niettemin voerde hij overal het woord. Hij duzte met Rudi Dutschke en was kind aan huis bij de studentenbewegingen van die tijd. In Cuba steunde hij Che Guevara met grote redevoeringen ten dienste van wat hij een socialistisch alternatief dacht te zijn voor Castro’s communisme, tot met het vertrek van Guevara in 1965 diens politieke nederlaag bezegeld werd. In 1968 stond hij, keurig in pak met stropdas, op de barricaden in Parijs, ook al ging de auto van zijn vrouw daarbij in revolutionaire vlammen op. In zijn ogen was Frankrijk toen 24 uur van het socialisme verwijderd geweest.

Welbespraakt in tenminste vier talen was hij een meeslepend redenaar, die feilloos net iets verder ging dan zijn gehoor verwachtte. ‘De angst medestanders te verliezen weerhield hem ervan de waarheid te spreken’, schrijft zijn vriendelijke biograaf in een dodelijk terzijde. Zijn gelijk was dat van de stilstaande klok, die tweemaal per etmaal het juiste uur aangeeft.

Aan het begin van de jaren tachtig was het van de ene dag op de andere voorbij met zijn wereldroem. Zijn boeken werden niet meer bij duizenden verkocht. Het revolutionaire tij was verlopen, nog afgezien van het feit dat de bestaande sociaal-politieke verhoudingen in het Westen nooit werkelijk op het spel hadden gestaan. Mandel overleed in 1995, maar ver daarvoor was hij politiek en publiek uit het zicht verdwenen. Jan Willem Stutje, eerder biograaf van Paul de Groot, die meer dan veertig jaar de Communistische Partij Nederland leidde, heeft nu het leven van Mandel in kaart gebracht, niet zonder een zekere sympathie voor diens politieke idealen .

Ernest Mandel werd in 1923 in Antwerpen geboren. Zijn ouders waren afkomstig uit de omgeving van Krakau, zijn vader vestigde zich op jeugdige leeftijd in de Scheldestad, onder andere om zich te bevrijden van het orthodox-joodse milieu in zijn geboorteplaats. Hij werd succesvol diamantair, tot de crisis van 1929. Ernest kende aan zijn joodse achtergrond geen betekenis toe en betitelde zich later als ‘een Vlaams internationalist van Joodse herkomst’. Zijn vader was politiek geëngageerd en sloot zich aan bij de trotskistische beweging; zijn zoon volgde hem.

Al heel jong werd Mandel trotskist, en dat zou zijn leven bepalen. Trotskist te zijn, dat was het meest fundamentele van de drie levens die hij heeft geleid. De knopen in de rozenkrans van zijn leven zijn de vierjarige congressen van de Vierde Internationale. Dit was de door Lev Trotski opgerichte opvolger van de Derde (communistische) Internationale. Zelfs in Moskou weet beneden de leeftijd van 25 niemand meer wie Lenin was, dus nu een korte uitleg.

Trotski was de tweede man naast Lenin in de oktoberrevolutie van 1917. Daarna werd hij architect van de overwinning van het Rode Leger in de Russische Burgeroorlog. Na de dood van Lenin manoeuvreerde Stalin hem politiek buiten spel. Eerst volgde verbanning. Tenslotte werd de opgejaagde rivaal in zijn laatste ballingsoord, Mexico Stad, op last van de Sovjet-Russische dictator vermoord (1940). In zijn ballingschap ontwikkelde Trotski een marxistische theorie over de ontaarding van de Sovjet-Unie en richtte hij een nieuwe ‘Internationale’ op. Deze beweging is even internationaal geworden als minuscuul gebleven en altijd geteisterd door wat de historicus van het marxisme George Lichtheim in een onvergetelijke frase ‘gevechten op leven en dood in een druppel water’ noemde.

Aan die gevechten nam Mandel hartstochtelijk deel, zonder ooit op de gedachte te komen dat zij gedoemd waren tot niets te leiden. Al van de eerste trotskistische partij waarvan hij in 1938 lid werd, de (Belgische) Parti Socialiste Révolutionaire, schrijft Stutje: ‘Hooglopende ruzie was eerder regel dan uitzondering.’ Trouwhartig verslaat hij vervolgens de eindeloze partijtwisten, even oninteressant als irrelevant.

Mandels trotskisme ging tijdens de Tweede Wereldoorlog moeiteloos over in verzetsactiviteiten die hem op een veroordeling tot twee-en-een-half jaar dwangarbeid wegens ondermijning van de Wehrmacht kwamen te staan. Dat hij joods was bleef verborgen. De straf moest hij uitzitten in Duitsland, waar hij van het ene werkkamp naar het andere werd overgebracht. Op 25 maart 1945 werd hij door Amerikaanse troepen in het laatste, Niederrroden, bevrijd. Maar de bevrijding liep niet uit op de door trotskisten verwachte revolutie in Duitsland, de eerste keer dat Mandels geloof werd gelogenstraft in de onvermijdelijkheid van een socialistische revolutie die zowel het kapitalisme als het ontaarde communisme weg zou walsen. Dat geloof is hem zijn hele leven niettemin bijgebleven. Altijd zag hij tekenen dat het niet lang meer kon duren voor het zover was. Wat Mandel geestelijk op de been moet hebben gehouden was dit onverstoorbare optimisme. Bij zijn eerste bezoek aan Milaan, in 1947, raakte hij opgewonden van de leuze die overal op de muren was gekalkt: ‘Viva Internazionale’. Hier had het trotskisme, stalinisme en reformisme ten spijt, toch maar wortel geschoten! Dat het om een Milanese voetbalclub ging drong pas later tot hem door. Zelf zag hij zijn ‘optimisme’ anders. ‘Het is niet meer dan het vertrouwen in de historische bestemming van het wereldproletariaat en van de beschaving, waarbij het geenszins op een paar jaar of een paar decennia meer of minder aankomt’, schreef hij in die tijd.




De bekendste van de eindeloze ruzies in de Vierde Internationale zou die met de Griekse trotskist Michael Raptis, ‘Pablo’, worden. Mandel ontmoette hem voor het eerst tijdens de oorlog in Parijs. Ruim een halve eeuw later was Raptis aanwezig op de begraafplaats Père Lachaise, toen daar op 30 september 1995 de urn met de as van de twee maanden tevoren overleden Mandel werd bijgezet aan de voet van de Mur des Fédérés, de plaats waar de laatste strijders van de Commune in 1871 werden gefusilleerd. Kort voor de dood van Mandel was Pablo, na dertig jaar, in de schoot van de Vierde Internationale teruggekeerd en kwam het tot een verzoening tussen de oude kameraden.

De breuk was ontstaan in 1960, toen ‘Pablo’ in Amsterdam werd opgepakt wegens valsemunterij, een eenmansactiviteit bedoeld om de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd te steunen. Mandel had niet verder willen gaan dan de vervaardiging van valse identiteitsbewijzen. De enige helper van Pablo was Sal Santen. Als schoonzoon van de revolutionair Henk Sneevliet (mede-oprichter van de Chinese Communistische Partij en in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers geëxecuteerd) was hij voorbestemd als trotskistisch strijder. Hier was hij tussen radertjes van de geschiedenis geraakt - en
in de gevangenis. In 1974 nam Santen ontgoocheld afscheid van zijn trotskistische avonturen met Adiós Companeros, het begin van een late carrière als schrijver.

Na de oorlog combineerde Mandel zijn ijveren voor het trotskisme binnen de Belgische Socialistische Partij met een bestaan als journalist van de partijkrant Le Peuple en als adviseur van de linkse vakbondsleider André Renard, die hij tot nog linkser optreden trachtte te bewegen. Teveel ballen tegelijk in de lucht, dat bleek al voordat Renard plotseling overleed, na de grootste staking uit de Belgische geschiedenis (1960) georganiseerd te hebben. Daarna voorzag Mandel in zijn levensonderhoud als freelance schrijver voor kranten en tijdschriften in verschillende landen. Over de financiële basis van zijn bestaan is zijn biograaf overigens niet erg informatief.

Maar Mandel was veel meer dan journalist. Hij was een intellectueel van formaat. Dit bepaalde zijn tweede leven. Zijn in gestolen uren over een periode van ruim tien jaar geschreven Traité d’économie marxiste (1962) is een groots opgezette en tamelijk unieke poging de economische theorie van Marx te actualiseren. Dat deze niet alleen in mijn ogen is mislukt doet niets af aan grootsheid van deze onderneming. Met later werk, zoals Der Spätkapitalismus, zou hij dat niet meer evenaren. Zijn beste, en ook voor niet-marxisten waardevolle, boek is La formation de la pensée économique de Karl Marx., 1967, zoals veel van zijn werk, in het Engels en Duits vertaald. Ik heb dat altijd met het werk van Roman Rosdolsky de belangrijkste gids gevonden over de ontstaansgeschiedenis van de grote geschriften van Marx. Maar ik leerde pas uit deze biografie dat Rosdolsky (1898-1967), een eenzame Russische balling in Amerika, die Auschwitsch had overleefd, en Mandel goed bevriend waren.

Pogingen hem een academische positie te bezorgen liepen aanvankelijk stuk op het feit dat hij nooit was afgestudeerd, laat staan een proefschrift had geschreven. De tegenwerking was eerder politiek dan wetenschappelijk. Uiteindelijk promoveerde Mandel in 1972 aan de Freie Universität in West-Berlijn. Omdat hij Duitsland toen niet meer mocht betreden, reisde de promotiecommissie naar Brussel om hem het rigorosum af te nemen. Mandel slaagde summa cum laude. Hier moest ik denken aan Karl Marx, die bij zijn promotie het Berlijnse rigorosum (de strenge mondelijke ondervraging) ontweek door schriftelijk aan de universiteit van Jena te promoveren.

In 1986 kreeg Mandel een leerstoel aan de Vrije Universiteit in Brussel met als opdracht de studie van de marxistische theorie. Wetenschap en politiek raakten bij hem echter soms op bizarre wijze verstrengeld, hoewel uit deze biografie nergens blijkt dat hij zijn leerstoel als politiek katheder misbruikte. Een van de latere projecten van Mandel was de organisatie van een grote aanval op de neoricardianen. Dat zijn lui die zich baseren zich op de door Marx hoog geachte klassieke econoom David Ricardo, maar die de arbeidswaardeleer verwerpen, waar zowel Ricardo als Marx hun economische theorie op hebben gebaseerd.

De hoofdman van de neoricardiaanse school was de Italiaan Piero Sraffa (1898-1983), die in de jaren dertig door Keynes werd uitgenodigd om in Cambridge te gaan doceren. Zijn hoofdwerk, Production of commodities by mean of commodities (1960) doet bij lezing ook de meest toegewijde kenners het zweet uitbreken. Maar Mandel was er in de jaren tachtig van overtuigd geraakt dat het neoricardiaanse denken op een of andere manier een funeste invloed was gaan uitoefenen op de West-Europese sociaal-democratie. De intellectuele bestrijding ervan was dus van groot politiek belang. Deze kreeg de vorm van een grote bundel (1984) met geleerde verhandelingen waarin de arbeidswaardeleer van Marx tegen neoricardiaanse kritici werd verdedigd. Stutje constateert droog dat het resultaat intellectueel allerminst overtuigend was. Over het beoogde politieke effect laat hij zich niet uit.

In 1972 werd Mandel tot zijn ontzetting uitgewezen uit de Bondsrepubliek, inmiddels een tweede vaderland. De Liberale minister van Buitenlandse Zaken Hans-Dietrich Genscher voerde aan dat ‘professor Mandel de leer van de permanente revolutie niet alleen wetenschappelijk uitdraagt, maar zich er ook actief voor inzet’. Een groter compliment voor een marxistisch geëngageerd wetenschapsbeoefenaar valt niet te verzinnen, al werd dit betaald met een even treurige als de lachlust opwekkende aantasting van het vrije woord. Pas in 1978 werd het inreisverbod ingetrokken. Eerder sloten de VS, Frankrijk, Zwitserland en Australië hun genzen voor een man van wie de revolutionaire daden louter woorden waren.

Zijn leven stond in dienst van de fata morgana van de Revolutie, en door zijn overnatige inspanningen was hij oud voor zijn tijd. Toch was hij geen politieke monomaan, maar een erudiet man, geverseerd in literatuur, klassieke muziek en literatuur, die bovendien een aardige monografie heeft gewijd aan een van zijn liefhebberijen, de detectiveroman. Niettemin was voor zijn derde leven, het persoonlijke, nauwlijks ruimte. Mandel had de mensheid voor ogen, niet mensen. Na een mislukte jeugdliefde kwam het pas op 42-jarigel leeftijd tot een huwelijk, met een Duitse activiste. Zij stierf jong. Er volgde een tweede huwelijk, maar de persoonlijke verhoudingen werden niet vergemakkelijkt door het feit dat Mandel zijn Brusselse woning bleef delen met zijn hoogbejaarde moeder, die niet veel ophad met de echtgenotes van haar zoon.

Dit is de geslaagde biografie van een man die faalde omdat hij de werkelijkheid niet onder ogen wilde zien. Stutje schrijft goed en hij baseert zich op een grondige documentatie, wat overigens nergens afbreuk doet aan de leesbaarheid. De sympathie die doorschemert voor Mandel staat een afstandelijke beschrijving van diens denken en handelen niet in de weg. Deze biograaf laat zien maar oordeelt niet, behalve in zijn evenwichtige slotbeschouwing. Daarnaast roept het boek aanstekelijk de sfeer op van het radicalisme van de jaren zeventig, waaraan velen die er toen geestdriftig aan meededen of er ‘begrip’ voor toonden, niet graag meer herinnerd zullen willen worden. Nu leven we in een volkomen andere wereld, waarin elk beeld van een mogelijk andere samenleving zonder meer als illusie en utopie wordt afgedaan.

Jan Willem Stutje, Ernest Mandel. Rebel tussen droom en daad, 1923-1995, Antwerpen/Gent, Houtekiet/Amsab-ISG, 2007, 475 blz., ISBN 978 90 5240 926 9, Prijs ?

Bart Tromp
Verschenen in: Vrij Nederland 10-04-2007

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Vrij Nederland
Datum verschijning
10-04-2007

« Terug naar het overzicht