Eindeloze burgeroorlog

 

Het frontnieuws over Irak wordt steeds surrealistischer. Televisiebeelden van de Amerikaanse president George W. Bush, die verklaart dat 'we op de goede weg zijn', terwijl na meer dan vier jaar van aaneengesloten mislukkingen het dodencijfer in de Iraakse hoofdstad Bagdad tot recordhoogte is gestegen en zelfs de vijfdubbel afgeschermde 'groene zone' niet meer veilig is. Het bericht dat er nu een muur van vijf kilometer wordt gebouwd, om de laatste soennitische buurt op de linkeroever van de Tigris af te sluiten van de rest van Bagdad. Een artikel van VVD-Kamerlid Hans van Baalen, die meent dat hij nog altijd de Leidse studentenweerbaarheid aanvoert, en schrijft dat Nederland nu troepen naar Irak moet sturen om daar aan de 'pacificatie' bij te dragen voor daar de burgeroorlog uitbreekt.

Volgens de Orwelliaanse newspeak van de huidige Amerikaanse regering is er in Irak namelijk helemaal geen sprake van een burgeroorlog.

Dat woord mag dan ook niet gebezigd worden en hier toont Van Baalen zich een trouwe bondgenoot.

In dit weekblad stond op 24 maart een artikel, 'Licht in de duisternis', waarin aandacht werd besteed aan een onderzoek van het bureau Opinion Research Business. De resultaten waren samengevat in The Sunday Times. Het artikel meldde: 'Een op de vier volwassenen heeft een verwant die de afgelopen drie jaar werd vermoord, terwijl 23 procent van de inwoners van Bagdad te maken kreeg met ontvoering.' Als dit waar is, zijn er in de afgelopen jaren vele honderdduizenden Irakezen vermoord. Maar dat is voor Bush en Van Baalen geen reden om van een burgeroorlog te spreken.

In de echte wereld ligt dat anders en telt Irak als de in omvang negende op de lijst van de negentig burgeroorlogen die na 1945 hebben gewoed. (Het criterium is daarbij dat er gemiddeld tenminste duizend mensen per jaar worden gedood.)

Nu in alle ernst. Zelfs al zou het Amerikaanse wanhoopsoffensief (the surge) slagen om tenminste in Bagdad tijdelijk een eind te maken aan de niet verklaarde burgeroorlog, dan is er nog geen uitzicht op een eind aan het geweld. Integendeel. Als men let op de feitelijke politieke machtsverhoudingen, dan steunen de Verenigde Staten nu een sjiitische regering, en doen Amerikaanse soldaten het vuile werk voor premier Nouri al-Maliki, namelijk het bestrijden van soennitische guerrilla's. Maar natuurlijk roept Maliki in het openbaar dat hij uit is op nationale verzoening.

Kenmerk van deze burgeroorlog is echter dat er sprake is van toenemende fragmentatie: steeds kleinere groepen bestrijden elkaar, en dat houdt weer in dat het steeds moeilijker wordt om tot een of andere vorm van nationale overeenstemming en machtsdeling te komen. De regering van Maliki is zelf zo goed als lamgelegd door rivaliteiten tussen de verschillende sjiitische groepen die erin vertegenwoordigd zijn. Een burgeroorlog duurt lang en eindigt meestal pas als een partij gewonnen heeft, of als de strijdende groepen uitgeput raken. Het voorbeeld voor Irak in dit opzicht is Libanon.

De huidige Amerikaanse politiek is uitzichtloos. Zij verergert en verlengt de burgeroorlog. Zolang Maliki's sjiitische regering zich verzekerd weet van Amerikaanse militaire steun, heeft deze immers geen enkele reden om te pogen tot overeenstemming met soennitische minderheden te komen. Alle verklaringen van Bush dat de regering in Bagdad daarop zal worden 'afgerekend' hebben niet alleen geen enkel effect gehad, maar zijn met nauwelijks verholen minachting genegeerd door de 'democratisch verkozen regering'.

Voorstellen om minder lankmoedig met deze regering om te gaan, eerst gedaan door de Studiegroep Irak, daarna overgenomen door de Democraten, zijn door een zich steeds pathologischer gedragende president afgedaan als appeasement met de vijand. Op deze wijze stuurt Amerika af op een overwinning van de sjiitische facties, wat uiteraard in het belang is van zowel Iran als Al- Qa'ida. De steun aan de regering-Maliki komt neer op stilzwijgende medewerking aan een sys-tematische 'etnische zuivering', iets waarvan de ommuring van de soennitische wijk in Bagdad een voorbeeld vormt.

Op korte termijn is er geen zicht op een eind aan de burgeroorlog in Irak. Het aanblijven van een grote Amerikaanse troepenmacht kan daaraan geen eind maken. De Amerikanen zijn zelf partij geworden, en juist door dat aanblijven hebben ze zich van het instrument beroofd om de nu bovenliggende partij onder druk te zetten.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
05-05-2007

« Terug naar het overzicht