EIGENDOM EN BEHEER

Het woord 'moderne onderneming' is een pleonasme. De eerste ondernemingen zijn ontstaan in middeleeuwse stadsrepublieken. Maar pas in de negentiende eeuw kreeg de onderneming haar karakteristieke vorm, die van de naamloze vennootschap.

Marx beschouwde dit als een stap in de richting van socialisme, omdat met deze constructie de eigendom een collectief karakter kon krijgen. Dit getuigde van een merkwaardig optimisme, al was het maar omdat de meeste grote ondernemingen die de vorm van een nv kregen, toch schepping en eigendom waren van de stichters, die langs deze weg extra kapitaal konden aantrekken. De geschiedenis van zulke ondernemingen laat meestal zien dat twee of drie generaties na die van de oprichter de familie niet meer in staat is geschikte leiders te leveren. Zie Ford, zie Philips.

De veranderingen in de beheersstructuur van de grote onderneming werden voor het eerst in 1934 in kaart gebracht, in een beroemd geworden boek van Adolf Berle en Gardiner Means, The Modern Corporation and Private Property. Daarin constateerden zij dat zich een scheiding was gaan aftekenen tussen de eigenaars, in juridische zin, en degenen die de onderneming besturen. Eigendom en beheer vielen niet langer samen. De eigenzinnige socioloog Thorstein Veblen (1857-1929) was daar al op vooruitgelopen in zijn The Engineers and the Price System (1921). In de toekomst zouden onvermijdelijk managers het in de industrie voor het zeggen krijgen, omdat zij, en niet de juridische eigenaren, over de daarvoor benodigde specialistische kennis beschikten.

De studie van Berle en Means leek dit empirisch te bevestigen. Maar daarmee begon het debat over deze kwestie eigenlijk pas werkelijk. Nagenoegen vergeten is het werk van Ferdinand Lundberg (1905-1995). In 1939 zette hij in America's Sixty Families in detail uiteen hoe een zestigtal families in de Verenigde Staten juist dankzij hun eigendomtitels een bepalende invloed op het Amerikaanse bedrijfsleven uitoefenden, ook al stonden hun leden niet meer aan het hoofd van de onderneming. Dertig jaar later herhaalde hij deze analyse in een nog dikkere studie, The Rich and the Super-Rich: A Study in the Power of Money Today (1969). Zijn slotsom toen was zo mogelijk nog scherper dan eerder: niet alleen economisch, maar ook politiek en cultureel wordt de dienst in de Verenigde Staten uitgemaakt door een aantal superrijke Amerikaanse families.

Ik heb nog eens aan Lundberg teruggedacht toen bleek dat de voornaamste instigator en financier van de campagne om president Bill Clinton in een impeachment-procedure tot aftreden te dwingen, Andrew Mellon was, het hoofd van een van de allerrijkste families in Lundbergs boek.

Maar in de literatuur over de ontwikkeling is een ander boek veel beroemder geworden: The Managerial Revolution (1941). De auteur was James Burnham, die nog niet lang daarvoor secretaris van Trotski in Mexico-Stad was geweest, daarna een eigen variant van het trotskisme was begonnen, maar met dit boek helemaal brak met alle vormen van marxisme. De rest van zijn leven zou Burnham een van de meest extreme anticommunisten in Amerika zijn. Hij stierf in 1987, net voor het communisme ineenstortte. In The Managerial Revolution betoogde hij in andere bewoordingen dan Veblen eveneens dat het bestuur van de grote ondernemingen voortaan in handen van managers lag.

De praktijk van afgelopen halve eeuw lijkt hem en Veblen gelijk te geven. Grote ondernemingen worden geleid door managers die er niet de eigenaar meer van zijn. Maar het werk van Lundberg herinnert eraan dat dit nog niet hoeft te betekenen dat de formele eigendom er niets meer toe doet. Waar Lundberg echter geen rekening mee hield, is dat de eigendom ook geheel andere vormen dan die van stabiel familiebezit kan aannemen.

Dat is de nieuwste ontwikkeling: beleggers die proberen zich meester te maken van een strategisch aandelenbezit om daarmee een bedrijf over te nemen, te strippen of er anderszins op korte termijn winst uit te halen. Formeel gaat het ook hier om eigendom. Maar de term 'aandeelhouder' heeft eigenlijk een tegenovergestelde betekenis gekregen: zij willen die aandelen helemaal niet lang houden.

Het recente conflict tussen de ondernemingsleiding van Stork en een tweetal investeringsmaatschappijen over de strategie van dit bedrijf is zo gezien het meest recente voorbeeld van de steeds terugkerende tegenstelling tussen eigendom en beheer.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
10-02-2007

« Terug naar het overzicht