Democratie in Amerika

Democratie in Amerika

Niet de kiezers bepalen er de uitslag van verkiezingen, maar de degenen die geld fourneren voor verkiezingscampagnes.

bart tromp

Toen geen massavernietigingswapens in Irak werden gevonden, voerde president George Bush jr. een nieuw argument aan voor de oorlog: het ging erom democratie in Irak te vestigen, en daarna in het gehele Midden-Oosten.

Uit dit voornemen spreekt een zonderlinge arrogantie. Het houdt immers niet alleen in dat de Verenigde Staten weten hoe ze van een land als Irak een democratie kunnen maken, maar ook dat ze zelf een ideaal voorbeeld vormen. Zoals een vooroorlogse Amerikaanse senator ooit zei over de China-politiek van de toenmalige regering: “Wij zullen Sjanghai verheffen, hoger en hoger, totdat het op Kansas City lijkt. ”

Als de Amerikaanse president kampioen van de democratie wil zijn, heeft hij zijn handen vol aan de Verenigde Staten. Allereerst is er de structuur van het Amerikaanse politieke stelsel, die het mogelijk maakt dat iemand die minder stemmen op zich verenigt dan zijn tegenkandidaat en nauwelijks een kwart van de kiezers achter krijgt, voor vier jaar president wordt. In het geval van deze president dan ook nog op basis van een partijpolitieke beslissing van het Hooggerechtshof.

Vervolgens een volksvertegenwoordiging waarin de Senaat is samengesteld uit twee senatoren uit elke staat. Californië, met meer dan zestig miljoen inwoners, heeft er evenveel als Delaware, met zevenhonderdduizend. Gevolg is dat de Senaat op geen enkele manier een afspiegeling van de Amerikaanse kiezers vormt.

In het Huis van Afgevaardigden hebben 435 leden zitting, die elke twee jaar herkozen moeten worden. Maar in steeds minder kiesdistricten is sprake van een keuze, want de grenzen van de kiesdistricten worden, dankzij nieuwe rekenmethoden, steeds effectiever verlegd om de zittende kandidaat van een meerderheid te verzekeren, het zogeheten Gerrymandering. In meer dan vierhonderd districten staat de uitslag nu al vast en doen verkiezingen er niet toe. Dan is er een basisvoorwaarde om van democratie te kunnen spreken: dat verkiezingen vrij en eerlijk verlopen. Dat is in vele delen van de Verenigde Staten niet het geval. In de eerste plaats omdat men pas mag kiezen na registratie. Net als bij het aanpassen van de grenzen van kiesdistricten gebeurt dat niet door neutrale ambtelijke instanties, maar door politieke functionarissen. In Florida intimideert de politie in opdracht van gouverneur Jeb Bush zwarte (en dus meestal Democratische) burgers om zich niet te laten registreren, terwijl daarnaast duizenden zwarte kiezers niet worden geregistreerd omdat zij een veroordeling achter de rug hebben. Bij de meer Republikeins stemmende Spaanstalige burgers wordt dat niet gedaan. Maar Florida is helemaal niet uniek als het gaat om geknoei bij de registratie van kiezers.

Dat geldt ook voor de volgende inbreuk op het beginsel van vrije en eerlijke verkiezingen: stemmachines, die geen paper trail nalaten, zodat het niet mogelijk is hun werking te controleren, die allesbehalve foutloos werken en worden geleverd door een onderneming die duidelijke banden heeft met de Republikeinse partij. In het gehele land bereiden duizenden advocaten zich al voor op het betwisten van verkiezingsuitslagen. Ook in dit opzicht kunnen de Verenigde Staten moeilijk als voorbeeld voor de democratie in Irak dienstdoen.

Een werkelijke democratie is vervolgens alleen mogelijk met onafhankelijke media, die kiezers de noodzakelijke informatie verstrekken, opdat zij een verantwoorde keuze kunnen maken. Sinds de meeste tv-netwerken in handen zijn gekomen van een paar concerns, waarbij het maken van winst belangrijker is dan het informeren van kijkers, en ‘ infotainment’ in de plaats is gekomen van serieuze nieuwsvoorziening, krijgt het merendeel van het electoraat geen behoorlijke informatie meer, getuige bijvoorbeeld het feit dat in de Verenigde Staten nog steeds en masse wordt geloofd dat Saddam Hoessein verantwoordelijk is voor ‘ 9/11’.

Maar de fundamenteelste aantasting van de democratie in Amerika is de rol van geld. Niet de kiezers bepalen de uitslag van verkiezingen en het beleid van president en Congres, maar de degenen die geld fourneren voor verkiezingscampagnes. Ver vóór zelfs maar de eerste voorverkiezing voor het aanwijzen van de presidentskandidaten, staat vrijwel vast wie de kandidaat wordt voor de Democraten en wie voor de Republikeinen: dat zijn de kandidaten die over de grootste fondsen beschikken. In deze zin zijn de Verenigde Staten geleidelijk van een democratie een plutocratie (letterlijk: heerschappij van de rijken) geworden, allerminst een lichtend voorbeeld als het gaat om democratie in de wereld.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
30-09-2004

« Terug naar het overzicht