De rechtsstaat gered

De rechtsstaat gered

Ik zou geen beter bewijs kunnen verzinnen voor de stelling dat deze regering de rechtsstaat op het spel zet

bart tromp

De Tweede Kamer debatteerde vorige week over maatregelen die de regering wil treffen om islamitisch terrorisme te bestrijden. Enkele rechters hebben daarover hun zorg kenbaar gemaakt. Dat kwam ze op boze woorden uit de Kamer te staan. Ze hadden hun mond moeten houden, want het ging hier nog slechts om voorstellen en niet om wetten. Wat de reactie zou zijn geweest als de voorstellen al wet waren geworden, laat zich raden.

Zulke boze Kamerleden zagen er overigens geen been in zich de laatste tijd luidruchtig uit te laten over lopende of nog niet eens begonnen rechtszaken. Een treurige demonstratie van hun rechtsstatelijke bewustzijn.

In de media betoogden vervolgens zelfbenoemde experts in deze vorm van terrorisme, zoals de hoogleraren relbestrijding Uri Rosenthal en Erwin Muller, dat wij ‘ nu eenmaal’ vrijheden moeten inleveren om dit vreselijke kwaad effectief te bestrijden. Dat was ook de boodschap van de fractieleider van het CDA, Maxime Verhagen, die liever tien onschuldigen in de cel zag dan één schuldige op vrije voeten. Ik zou geen beter bewijs kunnen verzinnen voor de stelling dat de rechtsstaat in Nederland op het spel wordt gezet door deze regering en de fracties die haar steunen.

Waarschijnlijk is het zo gegaan. Op het ministerie van Justitie kregen een paar ambtenaren zonder veel kennis en ervaring opdracht wat te verzinnen, voorzover ze al niet oude plannen uit de kast konden halen. Volgens de moderne bestuursideologie zijn directeuren, directeuren-generaal en de secretaris-generaal van een departement ‘ procesmanagers’, die bij voorkeur niet over inhoudelijke kennis van zaken beschikken. Zij zetten hun paraaf en Donner las de stukken op zijn fiets, waarna de regeringsfracties deze weloverwogen en weldoordachte voorstellen hartstochtelijk steunden.

Maar ondertussen is helemaal niet aannemelijk gemaakt dat de voorgestelde maatregelen noodzakelijk zijn om terrorisme effectief te bestrijden, net zomin als dat het geval was met de ondertussen al in een vloek en een zucht ingevoerde identificatieplicht. Het onderscheid dat zogenaamde terrorisme-experts maken tussen gewone criminaliteit en terrorisme, overtuigt mij helemaal niet. Neem het argument dat je bij terrorisme niet kunt wachten totdat een werkelijke misdaad (moord) is gepleegd, maar dat je erbij moet zijn voordat het zo ver komt, en dat daarom de wet moet worden verruimd. Maar de Amsterdamse politie heeft zich er bij herhaling op beroemd dat zij dankzij voorkennis en daarop gebaseerde waarschuwingen geregeld ‘ afrekeningen in het criminele circuit’ heeft weten te voorkomen. Binnen de wet.

Bestrijding van terrorisme vraagt in de eerste plaats dat veel beter gebruik wordt gemaakt van de bestaande mogelijkheden. Dit standpunt baseer ik onder meer op het onderzoek naar de aanslagen van 11 september 2001 in New York en Washington. Het snelle antwoord daarop was de Patriot Act, een wezenlijke aantasting van de rechtsstaat in de Verenigde Staten, die niets heeft bijgedragen aan de bestrijding van al-Qaida, net zomin als het van regeringswege toestaan van het martelen van verdachten in Guantanamo en Irak. President George Bush jr moest, onder druk van de nabestaanden van de slachtoffers van 9/11, zeer tegen zijn zin bewilligen in het instellen van een commissie van onderzoek. Deze constateerde onder meer dat de aanslagen van 9/11 niet mogelijk waren geweest als de Amerikaanse inlichtingendiensten informatie over de kapers hadden uitgewisseld en serieus hadden genomen, als de immigratiedienst de bestaande regels had toegepast, als de beveiligingsbeambten op vliegvelden hun instructies hadden nageleefd en als in de hogere regionen van inlichtingendiensten, en ook door de regering, de nogal concrete waarschuwingen over aanslagen van al-Qaida met vliegtuigen in de Verenigde Staten serieus waren genomen.

Vorige week kwamen documenten vrij die bevestigden wat Richard Clarke, de voornaamste antiterrorisme-expert in de Amerikaanse regering, in zijn terugblik had gemeld: dat hij bijna een jaar tevergeefs had geprobeerd zijn chef, Condoleezza Rice, ertoe te bewegen het gevaar van een aanval van al-Qaida op de Verenigde Staten serieus te nemen en onder ogen van de president te brengen. Maar Rice en Bush waren niet geïnteresseerd; zij hadden het te druk met het bedenken van een oorlog tegen Irak. In plaats van klakkeloos de Nederlandse rechtsstaat aan te tasten met ondoordachte maatregelen, doen regering en regeringspartijen er beter aan lessen te trekken uit het falen van de Amerikaanse regering terrorisme binnen de wet te bestrijden met allang bestaande middelen.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
17-02-2005

« Terug naar het overzicht