De mazen van het Europees Parlement

De mazen van het Europees Parlement

nationale regeringen en afzonderlijke bewindslieden gebruiken ‘ Europa’ graag als zondebok bij lastige kwesties.

bart tromp

Het Europees Parlement heette al zo toen de leden ervan nog helemaal niet werden gekozen. Rechtstreekse verkiezingen zijn een kwart eeuw geleden ingevoerd, niet om het supranationale Europa een heldere, constitutioneel-democratische structuur te geven, maar om er een democratisch vernisje overheen te smeren.Weliswaar zijn de bevoegdheden van het Europees Parlement sindsdien stukje bij beetje uitgebreid, maar in de kern beschikt het volstrekt niet over de macht die een echte volksvertegenwoordiging toekomt. Het heeft niets te zeggen over de samenstelling van de regering. In het geval van Europa bestaat deze enerzijds uit de Europese Commissie, anderzijds uit de Raad van Ministers. De Eurocommissarissen worden door de regeringen van de lidstaten benoemd en de Raad van Ministers bestaat uit leden van nationale regeringen. Het Europees Parlement heeft daar niets over te zeggen. Het kan afzonderlijke Eurocommissarissen niet wegsturen, alleen de Commissie in haar geheel. De Amsterdamse politicoloog Cees van der Eijk had dan ook volledig gelijk toen hij kortgeleden de verwachte lage opkomst bij de verkiezingen voor het Europees Parlement toeschreef aan het feit dat de uitslag geen aanwijsbaar politiek gevolg kan opleveren.

Een echt Europees Parlement kan alleen bestaan als de Europese Unie een politieke federatie is, met een Europese regering die verantwoording moet afleggen aan dat parlement. Maar dat is een steeds onwaarschijnlijker uitkomst van een integratieproces dat almaar onoverzichtelijker, ingewikkelder en ongerichter wordt.

Er zijn er die daarom voorstellen het Europees Parlement maar op te heffen, of de verkiezingen af te schaffen en terug te gaan naar de oude situatie, waarin de leden werden aangewezen door de nationale volksvertegenwoordigingen, en daar ook afkomstig uit waren. Dat zou het voordeel met zich brengen dat de nationale volksvertegenwoordiging zich veel meer met Europa bemoeit dan nu het geval is. Het aanhoudende gezeur over ‘ de Brusselse bureaucratie’ doet immers vooral dienst om te verhullen dat het vertegenwoordigers van nationale regeringen zijn die in gemeenschap aan de wieg van nieuwe Europese richtlijnen en verordeningen staan. In dit opzicht wordt ‘ Europa’ door nationale regeringen en afzonderlijke bewindslieden graag gebruikt als zondebok bij lastige kwesties. Maar dat neemt niet weg dat op Europees niveau een zeker tegenwicht moet bestaan tegen de uitvoerende macht, ook al is dat geenszins een volwaardig parlement. Er zou al veel mee gewonnen zijn als de valse pretenties over het Europees Parlement werden opgegeven.

Omdat maar 27 Nederlanders in dat parlement kunnen worden gekozen, hebben de Europese verkiezingen in beginsel een veel persoonlijker karakter dan landelijke. Het gaat niet om het CDA, maar om Camiel Eurlings! Vorig jaar voerde hij nog het hoogste woord in de Tweede Kamer over de vreselijke dreiging van de massavernietigingswapens van Saddam Hoessein. In oorlogshitserij wist hij Jozias van Aartsen nog voor te blijven. Maar toen die wapens niet bleken te bestaan, maakten Eurlings en Van Aartsen een debat in de Tweede Kamer over de valse voorwendsels om de oorlog te steunen onmogelijk. Zulke politieke onverantwoordelijkheid is geen aanbeveling om naar Europa te gaan. Bij D66 hebben ze Bob van den Bosch, een beproefd veteraan in Europa, op de vierde plaats gezet, naar het zich laat aanzien even onverkiesbaar als de eerste, terwijl de bekroonde dierenvriend toch aantrekkingskracht op de kiezers van de Partij voor de Dieren moet uitoefenen. Van de Nederlandse Europarlementariërs is Dorette Corbey één van beste, maar de PvdA plaatste haar op de vierde plaats, onder een nieuwelinge zonder enige inhoudelijke kwalificatie, met alleen maar ervaring in het spindokterscircuit. Men krijgt de indruk dat politieke partijen er zelf aan meewerken het Europarlement oninteressant voor de kiezer te maken door zo weinig gewicht te hechten aan wat hun vertegenwoordigers in het Europees Parlement hebben verricht.. SP-lijsttrekker Erik Meijer bewees hoe het lidmaatschap van het Europees Parlement relevant te maken is. Als rapporteur slaagde hij erin een uiterst verstandig en dus kritisch rapport over de verdere liberalisering van het openbaar vervoer uit te brengen. Daarmee bewees hij niet alleen dat het in het Europees Parlement mogelijk is iets anders te doen dan naar meer europeanisering te streven, maar ook dat een partij die kritisch staat ten aanzien van de Europese Unie, meer kan doen dan tegen zijn.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
10-06-2004

« Terug naar het overzicht