DE AGENDA VAN LISSABON

Het ziet er niet naar uit dat de Europese Unie in 2010 de 'Lissabon-doelstellingen' heeft bereikt. Volgens deze doelstellingen moet Europa dan 'de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie in de wereld' zijn geworden.

Dat dit niet zal lukken, is geen echte verrassing. Een paar jaar geleden al rapporteerde een door de Europese Commissie ingestelde werkgroep onder voorzitterschap van Wim Kok dat er niet echt schot zat in het realiseren van de 'Lissabon-agenda'. Veel te sturen op Europees niveau is er niet. Het gaat om het beleid van de afzonderlijke lidstaten, waarop de Unie geen greep heeft. Buiten Europa valt hoongelach te vernemen. Daarbinnen zoekt men naar mogelijkheden er alsnog wat van te maken.

Dat is beginnen aan het verkeerde eind. Van meer belang is het om na te gaan wie die agenda heeft opgesteld, en daarna of de wijze waarop tot de Lissabon-doelstellingen is besloten niet al de waarschijnlijkheid van falen in zich borg.

De naam doet het al vermoeden: tot de Lissabon-doelstellingen werd besloten in Lissabon, door de Europese Raad van staatshoofden en regeringsleiders die op 24 maart 2000 eindigde. (Dat is een hele mond vol, maar het moet altijd zo worden gezegd, omdat in de Europese Unie enkele staatshoofden - de Franse en de Finse president - geen ceremoniele maar politieke functies uitoefenen.)

De Europese Raad is eigenlijk een heel eigenaardig lichaam. Hij is ontstaan uit wat daarvoor informele topontmoetingen waren. Dat waren het in feite nog steeds toen in 1974 op aandrang van de toenmalige Franse president Valery Giscard d'Estaing werd besloten om driemaal (later werd het tweemaal) per jaar zo'n informele bijeenkomst te beleggen, want in de toen bestaande Europese verdragen bestond dit lichaam niet.

In vergadertechnische (en dus ook politieke) termen is de kern van de zaak dat de regeringsleiders van de EU-lidstaten elkaar ontmoeten zonder ambtenaren, adviseurs en raadgevers. Ze zijn om zo te zeggen onder elkaar. In de loop van de jaren is de toegankelijkheid een beetje losser geinterpreteerd, maar nog steeds is het zo dat per delegatie twee rode insignes worden uitgedeeld, die de dragers ervan veroorloven de vergaderruimte te betreden - om een boodschap in het oor van de regeringsleider te fluisteren of hem een notitie te overhandigen. Maar blijven mogen ze niet.

Regeringsleiders en staatshoofden zijn in het algemeen geen originele denkers en evenmin erg deskundig. Daarvoor hebben ze hun ambtenaren en experts. Ze helemaal alleen bij elkaar zetten om over andere dan algemene politieke zaken te praten, is daarom vragen om moeilijkheden. Geen wonder dat de verklaring van Lissabon even hoogdravend in doelstellingen is als vaag in de wijze waarop deze zouden moeten worden bereikt.

Twee maanden voor de top in Lissabon belden veertien regeringsleiders en staatshoofden met elkaar om een boycot-actie te beginnen tegen Oostenrijk, omdat daar de partij van Jorg Haider als regeringspartner dreigde te worden aanvaard. Het besluit had geen enkele basis in de Europese verdragen. Bij wijze van uitvlucht werd vervolgens gedaan of het hier om een afspraak ging tussen veertien staten die toevallig ook lid van de Europese Unie waren. Maar de enige plaats waar ik dat besluit toen kon vinden, was op de website van de toenmalige Portugese voorzitter van de Unie.

De onberaden actie tegen Oostenrijk was echter van hetzelfde laken een pak als de afspraak om van Europa de meest concurrerende economische grootheid in de wereld te maken. Beide keren hadden de Europese regeringsleiders en staatshoofden niet veel benul van wat ze besloten, terwijl ze al helemaal niet over een mandaat van kiezers of parlementen beschikten om tot zulke vergaande besluiten te kunnen komen.

De Europese Raad is nu min of meer ingebed in de Europese instituties, zodat er formeel niets mee aan de hand is. Maar vanuit democratisch gezichtspunt is het een aanfluiting dat regeringsleiders en staatshoofden in het beslotene en op eigen houtje tot verstrekkende besluiten kunnen komen, waarvoor ze als Raad aan niemand verantwoording schuldig zijn en als afzonderlijke regeringsleiders ook achteraf nooit door hun parlementen ter verantwoording worden geroepen.

Wie een democratische Europese Unie voorstaat, moet het daarom een troost zijn als de 'Lissabon-agenda' net zo'n fiasco wordt als indertijd de actie van de veertien tegen Oostenrijk.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
10-12-2005

« Terug naar het overzicht