Carl Schmitt en de politiek

                 

 Opgenomen in: Geschriften van een intellectuele glazenwasser.

Na twee jaar vooronderzoek werd Carl Schmitt op 6 mei 1947 uit geallieerde hechtenis in Neurenberg ontslagen, zonder dat er zelfs maar een aanklacht tegen hem was opgesteld.

Maar van zijn positie als hoogleraar aan de universiteit in Berlijn was hij al in december 1945 ontheven. De toen 59-jarige rechtsgeleerde zou voortaan geregistreerd staan als 'freischaffende Wissenschaftler'.

Van Neurenberg reisde Schmitt op een door hoofdaanklager Robert Kempner betaald treinkaartje naar zijn geboorteplaats Plettenberg, waar hij tot zijn dood in 1988 bleef wonen. Zijn huis daar noemde hij San Casciano, naar het oord waar Niccolò Machiavelli zichzelf verbande toen hij zijn functie als tweede secretaris van de Florentijnse Republiek was kwijtgeraakt onder het nieuwe bewind van de Medici. Ondanks zijn briljante sollicitatiebrief voor een nieuwe publieke functie, Il Principe (De Vorst). San Casciano - een treffend voorbeeld van de mythomanie waarin Schmitt zijn eigen intellectuele en politieke positie achteraf, na 1945, heeft geduid.

Schmitt beschreef zichzelf daarnaast als een adept van de grote Engelse politieke filosoof Thomas Hobbes (1588-1679) en verklaarde zijn overgang naar de NSDAP in mei 1933, na Hitlers machtsovername, wel als een 'Plicht zur Staat', gebaseerd op Hobbes' stelling dat deze voortvloeit uit de wederkerigheid van staat en burger in termen van bescherming en gehoorzaamheid. Maar, zoals Theo de Wit in zijn boeiende voorwoord tot Het begrip politiek betoogt, dit beroep op Hobbes getuigt van een rare misvatting. Hobbes politieke theorie heeft als ratio de zelfhandhaving van de individuele mens. De staat wordt in het leven geroepen om een eind aan de strijd van allen tegen allen maken, die zich in een statenloze toestand ('de state of nature') onvermijdelijk voordoet. De staat is er met andere woorden om het individu te beschermen, niet andersom. Ook biografisch is de vergelijking met Hobbes onzinnig.

De Engelse filosoof, die in de burgeroorlog 'als eerste' (zoals hij trots in zijn autobiografie meldt, 'the first to flee') naar Frankrijk uitweek, keerde naar Engeland terug toen de burgeroorlog beslecht was en Thomas Cromwell als Lord Protector in de plaats was getreden van de onthoofde koning Karel I. Hobbes' aanvaarding van de nieuwe machtsverhoudingen bracht hem er echter niet toe zich op te werpen als luidruchtig advocaat van Cromwells regime. Schmitt daarentegen, vóór mei 1933 een uitgesproken tegenstander van de NSDAP, wierp zich daarna op als Kronjurist des dritten Reiches en was daarin tamelijk succesvol tot hij eind 1936 door de Nazi's aan de kant werd gezet.

Zulke door hem zelf gekozen parallellen met politieke denkers uit het verleden als Machiavelli en Hobbes demonstreren Schmitts vastberaden neiging tot ongrijpbaarheid en mystificatie. Deze staat in schrille tegenstelling tot de dwingende en ogenschijnlijk glasheldere stijl waarin de meeste van zijn geschriften zijn gegoten. Politische Theologie (1922) opent bijvoorbeeld met de fameuze zinsnede 'Souverän ist wer über der Ausnahmezustand entscheidet', een conclusie die toentertijd als een handgranaat in het hof van het constitutionele denken ontplofte en dat eigenlijk steeds weer doet.

Terwijl Schmitts politieke omstredenheid grotendeels bepaald is door zijn opstelling in de jaren 1933-1936, berust zijn intellectuele reputatie toch vooral op de korte, meestal polemische geschriften, die hij vóór 1933 publiceerde, tijdens de Republiek van Weimar, waar hij gold als een van de voornaamste staatsrechtsgeleerden. Maar als staatsrechtgeleerde verschilde hij in twee aspecten van de meeste van zijn eminente collega's. In de eerste plaats omdat hij zich steeds weer van de historische dimensie van recht rekenschap gaf; in de tweede plaats omdat hij in feite een sociologische visie op staatsrecht ontwikkelde, waarin recht altijd als de uitkomst van politieke beslissingen werd gezien. Geen wonder dat hij vaak is beoordeeld als een leerling van Max Weber. Geen wonder dat hij zichzelf als leerling van Hobbes zag en veelvuldig diens uitspraak citeerde dat niet de waarheid, maar het gezag uitmaakt wat wet is: non veritas, sed auctoritas facet legem.

Van deze geschriften is Der Begriff des Politischen het beroemdste en beruchtste. Een vertaling was allang op zijn plaats, nu aan Nederlandse universiteiten het merendeel van studenten geen Duits meer beheerst, ook niet als leesvaardigheid.

Het begrip politiek is terecht en onomstreden een klassieke politieke tekst. Maar wat betekent dit dan wel? Daarover bestaan tegenwoordig drie gezichtspunten. Het postmodernistische gaat ervanuit dat de tekst het bezit is van de lezer, die er mee kan doen wat hem, liefst haar, uitkomt. De traditie van de politieke filosofie stelt daartegenover dat teksten van grote politieke denkers hun eigen sleutel tot ontcijfering bieden, voor wie daarnaar door middel van nauwgezet lezen op zoek gaat. Daartussen ligt de 'historische school' die stelt dat zo'n tekst alleen maar begrepen kan worden als men zich rekenschap geeft van de politiek-maatschappelijke, maar ook linguïstische context waarin deze staat, en met welke bedoeling deze is geschreven. Plato is onbegrijpelijk als je niet weet dat de dialoog de vorm was waarin toentertijd politieke ideeën uiteen gezet werden, en ook niet weet dat hij een uitgesproken tegenstander was van de Atheense politieke democratie.

Als ik het postmodernisme afschrijf als flauwekul, hoewel ook uit deze hoek interpretaties van Schmitt zijn bedacht, zoals De Wit in zijn inleiding laat zien, dan blijven de twee andere mogelijheden om Schmitt te lezen. Zelf neig ik tot de historische school, maar wel met het voorbehoud dat een politieke denker alleen interessant is voor de dag van vandaag als zijn denkbeelden en argumenten uiteindelijk hun historische context ontstijgen, ook al moet je die wel kennen.

Die historische context is voor Schmitt samengevat in de titel van een bundeling van zijn artikelen uit 1939: Positionen und Begrife im Kampf gegen Weimar-Genf-Versailles 1923-1939. In het bij Het begrip politiek opgenomen artikel Het tijdperk van neutraliseringen en depolitiseringen geeft Schmitt zelf de context aan waarin zijn tekst moet worden gelezen. In de afgelopen vier eeuwen, zo stelt hij, zijn er opeenvolgende geestelijke sferen geweest die in het menselijk bestaan centraal hebben gestaan. De sfeer van de theologie maakte plaats voor die van het metafysische; vervolgens kwam de humanitair-morele sfeer op en in de twintigste eeuw is het economische dominant geworden.

Wat betekent dit? In de kern dat in elk van deze tijdperken de centrale vragen van het menselijk bestaan gesteld en beantwoord worden in termen van de dan dominante sfeer. En de algemene ontwikkeling is er een van neutralisering en depolitisering. Deze vindt zijn hoogtepunt in de gedachte dat alle maatschappelijk problemen herleid kunnen worden tot technische vraagstukken. 

Uiteindelijk ontstijgt Schmitts tekst de tijd waarin deze geschreven en voor een deel ook zijn oogmerk. De 11e september 2001 zou voor hem alleen een bevestiging zijn geweest van zijn politieke vertrekpunt: dat de hedendaagse samenleving zich koestert in illusies over gemak en vrede en rijk worden, zonder zich rekenschap te geven van de tijdelijke en labiele politieke constellatie waarop zulke verwachtingen zijn gebaseerd.

Laat ik de korst van interpretaties en discussies wegsnijden en naar Schmitts feitelijke argument kijken. Op zoek naar een bruikbaar concept van politiek komt hij tot de stelling dat eigenlijk alle belangrijke begrippen in de politiek een polemisch karakter dragen. Zij dragen immer, zoals veel later door een Britse filosoof (Gallie) zou worden vastgesteld, een 'wezenlijk betwist' karakter. Politiek bestaat zo gezien voor een groot deel uit het betwisten van begrippen - wie is 'arbeidsongeschikt', wat is 'terrorisme', hoe ziet 'de internationale gemeenschap' eruit, waarom moet een 'safe area' in termen van de Verenigde Naties niet militair verdedigd worden en een 'safe haven' wel, enzovoorts.

Schmitts methode tot verheldering van dit gegeven - hij geloofde niet in een blijvende oplossing - was het denken in termen van tegenstellingen en tegenbegrippen. Bij 'politiek' leidde dit tot zijn fameuze redenering dat alle terreinen van menselijk handelen en denken zijn gekenmerkt door een constituerende tegenstelling. Over kunst valt pas te praten in termen van 'mooi' versus 'lelijk'; economie berust op het kunnen maken van het onderscheid tussen winstgevend en verliesmakend. Politiek is, wat dit betreft, uiteindelijk gebaseerd op het onderscheid tussen 'vriend' en 'vijand.

Deze opvatting van 'politiek' is om zo te zeggen existentieel, en door Schmitt verbonden aan het bestaan van staten.'Echte politiek' gaat om het overleven van een staat en van de gemeenschap die zich daarin heeft georganiseerd.

 

Over: Carl Schmitt, Het begrip politiek. Amsterdam 2001.

2002, niet eerder gepubliceerd.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Archief Bart Tromp
Datum verschijning
08-08-2002

« Terug naar het overzicht