Bloedbad Peking was geen gevolg van botheid regime

Bloedbad Peking was geen gevolg van botheid regime ; De studenten maakten zelf een vreedzame oplossing onmogelijk

De meeste recensies van het Tiananmen Dossier slaan volgens Parool-columnist Bart Tromp de plank mis. Uit het lijvige dossier over het studentenoproer op het Plein van de Hemelse Vrede blijkt volgens hem 'zonneklaar dat China in het geheel niet meer een totalitair regime kende, waarin willekeur en machts-misbruik standaard waren'.

ENKELE WEKEN geleden verscheen in het Westen het Tiananmendossier, een verzameling documenten over de toedracht van het bloedbad dat in 1989 plaatsvond in Peking. Het gaat hier om notulen, verslagen en notities afkomstig uit de top van de Chinese politiek die van dag tot dag in kaart brengen hoe de Chinese leiders reageerden op de demonstraties van studenten op het Plein van de Hemelse Vrede en ten slotte besloten daaraan gewapenderhand een eind te laten maken.

Het daaropvolgende bloedbad vormt nog steeds een scherpe cesuur in de geschiedenis van de Volksrepubliek. Het markeert een breuk in de geleidelijke economische en politieke liberalisering, na de dood van Mao Zedong (1976), onder leiding van Deng Xiaoping. De economische liberalisering is na 1989 doorgegaan, de politieke gestokt.

De eerste vraag bij deze publicatie is die naar de authenticiteit van deze documenten. Zij zijn op ondoorzichtige wijze uitgelekt met duidelijk politieke oogmerken. Voor hun echtheid tekenen de Amerikaanse sinologen Andrew Nathan en Perry Link. Ik ken Nathan al meer dan dertig jaar als een van de scherpzinnigste analytici van de contemporaine Chinese politiek en geloof hem.

De meeste recensies die inmiddels zijn verschenen van de ook in het Nederlands vertaalde uitgave getuigen van weinig benul van wat hier valt te lezen. Het boek geeft een ongeevenaard inzicht in de wijze waarop toentertijd politieke besluitvorming in China plaatsvond.

Daaruit blijkt zonneklaar dat China in het geheel niet meer een totalitair regime kende, waarin willekeur en machtsmisbruik standaard waren en de wil van een man de doorslag gaf, zoals dat onder Mao het geval was. Deng Xiaoping was in 1989 al teruggetreden uit de formele politieke leiding van staat, partij en krijgsmacht, maar vormde met een kleine groep van 'oude leiders' een officieel erkend gremium met adviserende bevoegdheden.

De politieke crisis begon met de plotselinge dood van Hu Yaobang, die in 1987 gedwongen was af te treden als secretaris-generaal van de communistische partij. Deng had Hu en Zhao Ziyang in de jaren tachtig uitgekozen om na hem de hervormingen in de Volksrepubliek te leiden.

Studenten grepen de dood van Hu aan om betogingen te organiseren tegen de wijd en zijd verspreide corruptie in de partij en ten gunste van verdere politieke liberalisering. De protesten liepen uit op het bezetten van het politiek-geografische centrum van China: het Plein van de Hemelse Vrede (deze enorme ruimte wordt onder andere begrensd door de Verboden Stad, het mausoleum van Mao Zedong en de belangrijkste regeringsgebouwen).

IN HET Politbureau gingen de discussies dagenlang over de beste manier om in deze situatie op te treden. Premier Zhao Ziyang was van het begin af aan geneigd de studenten in veel opzichten tegemoet te komen en de hand in eigen boezem te steken. Hij ging daarin het verst, maar niemand in de Chinese top bestreed dat de studenten met hun kritiek op staat en partij in de kern het gelijk aan hun kant hadden. Wie de verslagen en notulen leest, beluistert niet een aantal arrogante oude mannen (de enige vrouw in het gezelschap is de weduwe van Zhou Enlai, een 'oudere'), behept met ideologisch dogmatisme en bereid met macht en geweld hun positie te handhaven. Integendeel: het betrof een gezelschap dat zeer bij de tijd was en heel goed besefte welke bezwaren er niet alleen binnenlands maar ook buitenlands kleefden aan de verschillende strategieen waaruit het zou moeten kiezen. Daarnaast valt op hoe zorgvuldig men bleef redeneren in termen van legaliteit en legitimiteit, voortdurend op zoek niet alleen naar consensus in eigen kring, maar ook naar instemming van 'het volk'.

Wat in de meeste recensies verder ontbreekt is het vrijwel negeren van twee factoren die uiteindelijk tot de rampzalige afloop hebben geleid. De eerste was de erfenis van de Culturele Revolutie (1966-1976) waarin Mao Zedong studenten had gemobiliseerd tegen de communistische partij. Vrijwel iedereen in de Chinese leiding was een slachtoffer van die wrede massacampagne geweest, voorop Deng, die er als 'de tweede vooraanstaande partijgenoot die de kapitalistische weg volgt' (zo werd hij toen aangeduid) met moeite het leven had afgebracht. In het politieke beraad keert herhaaldelijk de vrees terug dat het studentenprotest - dat uiteindelijk in 341 steden woedde - tot een herhaling kon leiden van de periode 1966-1976. Mede daardoor kon Deng ervan worden overtuigd dat de studenten niet een 'patriottische beweging' vormden (Zhao Ziyang), maar op zijn val uit waren.

De tweede factor was prestige. Uiteindelijk draaide het hier om de kwalificatie die het Volksdagblad aan de studentenactie had gegeven: dongluan, 'oproer', een woord met sinistere klank omdat het vooral in verband met de Culturele Revolutie werd gebruikt.

Alle pogingen tot compromis liepen stuk op enerzijds de eis van de studenten dat deze kwalificatie zou worden teruggenomen, anderzijds op de weigering van de Chinese leiders daaraan tegemoet te komen, omdat Deng en de partij dan hun gezicht zouden verliezen.

Zhao Ziyang werd, anders dan Nathan stelt, niet zozeer het slachtoffer van intriges van zijn tegenstrever Li Peng, maar van het feit dat zijn verzoenende houding helemaal niets opleverde. De Chinese leiders doorstonden manmoedig de vernedering dat de ontvangst van Gorbatsjov, de eerste leider van de Sovjet-Unie in veertig jaar die China bezocht, noodgedwongen op het vliegveld van Peking plaats moest vinden.

Maar daarna raakte hun geduld op. Enerzijds omdat zij met wisselende eisen van steeds weer andere groepen studenten werden geconfronteerd, anderzijds omdat zich langzamerhand overal in China chaotische situaties begonnen voor te doen. Uiteindelijk restte hen de keus heen te gaan of in te grijpen.

Dat dit ingrijpen zo'n bloedig verloop kreeg was allesbehalve de opzet. Het kwam voort uit talrijke incidenten waarbij de oprukkende troepen zo in het nauw werden gebracht dat zij uit zelfverdediging het vuur openden.

De grootste zorg van met name Deng was dat dit alles niet mocht leiden tot een terugkeer naar het oude communisme, maar dat de hervormingen, ook politieke, voortgezet zouden worden. Daarom zorgde hij ervoor dat Zhao niet werd opgevolgd door hardliner Li Peng, maar door de (toen) als gematigd bekend staande Jiang Zemin.

Deze documenten lijken te zijn gelekt om Li Peng, inmiddels premier, in diskrediet te brengen, en tot steun van de nu hoogbejaarde Zhao Ziyang, die sinds zijn aftreden onder huisarrest staat. Maar ze illustreren vooral het tragische karakter in het verloop van de gebeurtenissen.

De afloop had alleen anders kunnen zijn als de studenten tijdig op de vergaande concessies van Zhao waren ingegaan en daardoor de wel degelijk bestaande wil tot politieke hervorming in de Chinese leiding hadden gestijfd. Door in feite op de val van het regime aan te dringen, maakten zij niet alleen een vreedzame oplossing onmogelijk, maar bereikten zij ook het omgekeerde van wat zij nastreefden.

DENG (hij stierf in 1997) houdt het laatste woord: 'Als de economische hervormingen een bepaald punt bereiken, moeten ze begeleid worden door politieke hervormingen. Weet u, ik heb mij nooit verzet tegen politieke hervormingen. Maar je moet realistisch blijven, je moet bedenken hoeveel oude kameraden van de partij dat nu zouden accepteren. Je kunt jezelf niet in een dag vetmesten.'

De vraag welke politieke hervormingen binnen de dominantie van de communistische partij - de Volksrepubliek kent formeel al vanaf zijn oprichting een meerpartijenstelsel - mogelijk zijn, heeft Deng nooit beantwoord. Het bloedbad van 1989 heeft de beantwoording ervan onnodig voor jaren uitgesteld.

Andrew Nathan en Perry Link, (red.), Het Tiananmen-dossier. Uitgeverij Contact, ISBN 90 254 1711 6.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
16-02-2001

« Terug naar het overzicht